ze denken aan de mogelijkheid dat eene flink aangevatte ver nieuwing van het kadaster hen voor vele jaren naar het platteland zou kunnen voeren. Voor velen onzer die er nu eenmaal aan gewend zijn om eenige vermoeiende «velddagen» af te wisselen met een minstens dubbel zoo groot aantal rustige «kantoordagen», kan eene toekomst van onafgebroken dienst te velde met de groote physieke inspanning die deze van ons eischt, weinig aan trekkelijks hebben. Waren wij ambtenaren in de slechte beteekenis van het woord, waren wij bureaucraten, wij zouden niets liever wenschen dan te blijven in onze kalme hedendaagsche sleur, wij zouden niet haken naar veranderingen die onze rust zullen verstoren. Maar gelukkig zijn wij, althans in groote meerderheid, zoo niet. Misschien is dat te danken aan de omstandigheid dat onze werkkring ons voortdurend brengt in de frissche buitenlucht, waar een krachtige vaderlandsche wind ons alle bureaucratisch stof van de leden waait. W7ij willen werken, wij willen ons inspannen, mits wij de overtuiging hebben dat wij nuttigen arbeid voor de gemeenschap verrichten. Goddank is onze geest nog frisch genoeg' om afkeerig te zijn van gemakkelijk werk waarvan wij het nut betwijfelen, om te verlangen naar minder gemakkelijk werk waarvan de groote beteekenis voor onze samenleving vaststaat. Wat wij vragen, wat onze vereeniging gedurende drie decennia gevraagd heeft, is niet gevraagd in het belang van ons, ambtenaren van het kadaster, maar is gevraagd uitsluitend in het algemeen belang. Ik herhaal: is het dan onredelijk om voor ons streven den steun van het publiek te verzoeken? Is het niet veeleer onverklaarbaar dat die onmisbare steun van de zijde van het publiek niet spontaan tot ons gekomen is? Voor den buitenstaander moge dat onver klaarbaar lijken, voor ons ligt de verklaring voor de hand. Wij weten heel goed hoe het komt dat het publiek niet mèt ons vraagt om een beter kadaster: de o?iverschilligheid van hetpzihliek komt voort uit onkunde. Men vraagt niet om een beter, om een goed kadaster omdat men meent, geheel ten onrechte meent, dat men reeds een goed kadaster bezit. Niemand beter dan de Landmeter v/h Kadaster weet, welke verkeerde voorstellingen het publiek zich maakt van het kadaster, aan welke overschatting van de waarde van het kadaster het 224

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1915 | | pagina 230