"5 publiek zich schuldig maakt. Zonder overdrijving kan gezegd worden dat tamelijk algemeen de meening heeft post gevat, dat bij oneenigheid over de grenzen het pleit beslecht wordt door grensaanwijzing door den Landmeter. Evenzeer is algemeen verbreid de opvatting dat men, koopende een kadastraal perceel van bepaalde grootte, recht heeft op levering van eene oppervlakte gronds die met de kadastrale grootte overeenkomt. Ieder onzer krijgt ze geregeld bij zich, de argelooze koopers die ons volkomen te goeder trouw komen vragen: «meneer, ik heb een perceeltje grond gekocht dat volgens de opgave van het kadaster zoo en zoo groot moet zijn; maar die oppervlakte ligt er lang niet, zoudt u niet eens willen komen om aan te wijzen waar de rest van mijn grond ligt?» En dan is de kooper veelal zeer onthutst als hij hoort dat de «rest van zijn grond» alleen in de verbeelding bestaat, en hij werpt ons verontwaardigd voor de voeten dat hij toch zoo en zooveel aren en centiaren gekocht en betaald heeft. En dat is gewoonlijk de waarheid. Want de kooper schat wel de waarde van den grond per M2. of per hectare, maar de opper vlakte van een perceel is niet met eemge nauwkeurigheid te schatten. Om te komen tot zijn bod heeft de kooper noodig te weten hoe groot het perceel is, en hij vertrouwt op de kadastrale grootte. Hij vertrouwt od de kadastrale grootte, en is dat zoo verwonder lijk? De wet eischt dat in alle notarieele acten die ter in- of overschrijving worden aangeboden, het onroerend goed wordt aangeduid door zijn kadastraal kenmerk. Het publiek ondervindt dat bij elke overdracht van onroerend goed de notaris voorleest de kadastrale nnmmers en de kadastrale grootten. Is het dan zoo dom van het publiek om te denken dat het noemen van de kadastrale kenmerken geschiedt om te verkrijgen rechtszekerheid ten aanzien van de grenzen van het overgedragene? Neen immers, want het geschiedt inderdaad met dat doel. Alleen men weet niet dat de instelling die door de wet is uitverkoren om rechts zekerheid te verschaffen zóó gebrekkig is, dat de nagestreefde rechtszekerheid inderdaad vrijwel illusoir is. Zooals men bij eenvoudige lieden veelal aantreft een groote eerbied voor het geschreven woord, zoo is bij het groote publiek ook te constateeren een zeker respect voor de geschreven, kadastrale grootte. Zóóver gaat die eerbeid dat men, indien men weet dat tusschen de werkelijke en de kadastrale grootte geen overeen-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1915 | | pagina 231