De Heeren Zijlstra en Vruggink spreken zich vóór centrale
leiding uit.
De Heer Kreeftenberg zou de inlichting van het publiek
alleen willen met het bewuste doel, den steun van het publiek te
verkrijgen. Daartoe is het noodig nauwkeurig te preciseeren wat
we tot het publiek zullen zeggen. Het bestaande zal daarbij
moeten worden afgebroken, het nieuwe gepropageerd. Doch men
beginne met propaganda voor afpaling van de grenzen. Vast-
legging van de grenzen bij het kadaster is ten slotte een secundair
belang. Men voede het publiek op in zorg voor de grenzen.
Ook de Heer Mulder vreest dat eenstemmigheid bij de voor
lichting zal ontbreken indien niet eene centrale commissie de
leiding heeft.
Nadat de vergadering zonder hoofdelijke stemming vraagpunt i
in bevestigenden zin heeft beantwoord, dient de Heer van Riessen
naar aanleiding van vraagpunt 2 het volgende voorstel in
«Aan het Bestuur wordt opgedragen om in overleg met de
«redactie en na raadpleging van afdeelingen en correspondenten
«eene centrale commissie te benoemen die zoowel de mondelinge
«als de schriftelijke actie zal organiseeren, en waarin één of meer
«bestuursleden en één lid der redactie zullen zitting hebben.»
Een tamelijk uitvoerige gedachtenwisseling ontspint zich over
de vraag of de bedoelde commissie dadelijk handelend zal op
treden of eerst met plannen zal komen. Mede met het oog op
de financiën wordt beter gevonden dat de commissie eerst met
voorstellen komt.
Het voorstel van Riessen wordt daarna met groote meerderheid
aangenomen.
De Voorzitter dankt den Heer de Korver voor de inleiding.
Punt g. (Rondvraag).
Op eene vraag van den Heer van Riessen hoeveel buiten
gewone leden deze vergadering hebben bijgewoond, antwoordt
de voorzitter dat blijkens de presentielijst geen enkel buitengewoon
lid aanwezig is.
De Heer Verhoeven is van oordeel dat het artikel «in me-
moriam A. J. van Schermbeek» in afl. 4-5 van den loopenden
jaargang van het Tijdschrift wel wat groot is. Verder heeft
het zijne aandacht getrokken dat het bestuur der vereeniging
232