rechten gelden de, speciaal voor dat doel, te verzamelen meet cijfers en laat de kaart ons koud. «De kaart», zeide de heer Welt terecht bij de beraadslaging in de Eerste Kamer over de Staatsbegrooting voor 1899, «kan «hoogstens in sommige gevallen slechts tot rechtsvermoeden aan- «leiding geven. Het zijn de cijfers, de meetgetallen van de land- meters, die in dezen gelden, terwijl de kaart als het ware slechts een «graphische voorstelling van de ligging der perceelen aangeeft. Het «zijn de cijfers, die bij grensgeschillen de zaak moeten beslechten». Dan zal het ook niet meer noodig zijn om extra-materiaal te verzamelen bij de opmeting van grenzen, die misschien nooit eigendomsgrenzen worden, alleen omdat ze het te een of ander tijd zouden kunnen worden, en evenmin voor de berekening van de grootten der daarbij betrokken perceelen. Eenvoudige meting voor kaarteering in en berekening van de grootten dier perceelen van de kaart is voldoende, want zoodra zulke grenzen eigendoms grenzen worden, geschiedt dan de eigenlijke vastlegging daarvan door meting en zoo noodig ook de vaststelling van de meer juiste grootten voor de betrokken perceelen. Voor goed inzicht is een kort geschiedkundig overzicht wen- schelijk, een kleine bijlichting door den fakkel der historie. Nadat de kaarten van de oorspronkelijke meting gereed waren, is men er niet op bedacht geweest, behoudens zeer enkele uit zonderingen, om de veldaanteekeningen, de meetgetallen, te bewaren, met behulp waarvan de kaarten waren samengesteld. Yan de eigendomsgrenzen, die bestonden tijdens de oorspronke lijke meting omstreeks 1820, bestaan dus, uit dien tijd, men mag wel zeggen, geen meetcijfers. Nu is dat gelukkig niet zoo erg als het lijkt. Vooreerst hebben zeer vele eigendommen in ons land, natuurlijke, goed zichtbare grenzen, die goed worden onderhouden, ten andere beschikt de landmeter bij uitzettingen van zulke oorspronkelijke eigendoms grenzen over vele meetcijfers, die, in den loop des tijds na 1820, hier en daar zijn verzameld voor herzieningen van gebreken in de kaarteering der kaarten en voor de regelmatige heffing der grondbelasting en waarbij het kan treffen, dat ook gegevens voorkomen betrekkelijk bedoelde grenzen. Bovendien hij kent zijn Pappenheimers en gaat met nog andere factoren te rade, waarover later meer. 26

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1915 | | pagina 26