cot Ia o wordt en de schijnbare inclinatie Ia derhalve dan
een waarde van go° bereikt; op elke punt der aarde zal dns de
inclinatienaald wanneer zij zich slechts kan bewegen in een vlak,
dat loodrecht staat op den plaatselijken magnetischen meri
diaan zich met een harer polen verticaal benedenwaarts richten.
De elementen van het aardmagnetisme: «intensiteit»
«declinatie» en «inclinatie» veranderen van punt tot punt op
het oppervlak der aarde en wel op eene vrij onregelmatige wijze.
Stellen wij deze onregelmatige afwijkingen voorloopig ter zijde,
dan komen wij tot de volgende meer eenvoudige verhoudingen.
De «magnetische meridiaan» van eene plaats snijdt het
aardoppervlak de aarde daarbij als bol gedacht volgens
een «grooten Cirkel»; alle punten van dezen «grooten Cirkel»
hebben vrijwel denzelfde magnetischen meridiaan, dat wil
zeggen dat overal op dezen «grooten cirkel» het «magnetische
veld in een zelfde vlak is gelegen.
De verschillende «magnetische meridianen» snijden elkander
ten naaste bij volgens ééne rechte lijn, welke de «magnetische
as» der aarde vormt; de punten waar deze as het oppervlak der
aarde snijdt noemt men de «magnetische polen».
In dezen zin zijn er dus slechts twee «magnetische polen»,
hoewel er meer punten op aarde zijn waar de «inclinatienaald»
zich verticaal stelt, terwijl verder de benaming der «polen»
in tegengestelden zin moet worden gedacht van dien, welke voor
de polen der magneetnaalden is aangenomen.
De magnetische aequator» en ter wederzijden daarvan eene
reeks van parallellen» staan dan weder loodrecht op de
«magnetische as»; terwijl het »magnetische veldsymetrisch
ligt ten opzichte van deze «as» en op het teeken na ook
ten opzichte van den magnetischen aequator, die als een
groote cirkel, waarop de «inclinatienaald» zich horizontaal
stelt, de aarde omgordt.
Op alle punten van denzelfden, «magnetischen parallel»
en dus op alle plaatsen, welke dezelfde «magnetische» breedte
«A» hebben, heeft de inclinatie dezelfde waarde en hetzelfde is
met de totale intensiteit «T» het geval.
Op den magnetischen aequator heeft de inclinatie eene
waarde o, terwijl de «horizontale composante» daar haar
«maximum» Hae bereikt.
52