53
Voor elk willekeurig punt van het aardoppervlak gelegen op
eene magnetische breedte A kunnen de «.horizontale» en de
«verticale» composante der «intensiteit» met vrij voldoende
nauwkeurigheid worden voorgesteld door de formules:
H Hae Cos a, Z 2Haef('«A; (8)
hieruit volgt dan
tg I |=2 tang A(9)
en verder
T2 Z2 H2 H2ae (4sin2x -|- cos2 a) H2ae (^sin2x -)- 1) (10)
Uit de eerste formule (8) volgt, dat voor a 90° dus aan de
magnetische polen, H=0 wordt en dus de horizontale
intensiteit aldaar verdwijnt, terwijl uit de tweede blijkt, dat de
verticale intensiteit daar tweemaal zoo groot is als de horizon
tale op den magnetischen aequator of zooals formule (10) zegt,
het magnetische veld of de totale intensiteit T heeft aan de
polen de dubbele waarde van die aan den aequator
Uit formule (9) volgt verder, dat voor elk willekeurig punt de
tangens der «inclinatie» gelijk is aan het tweevoud van den
tangens zijner magnetische breedte.
Verder kunnen ook nog het «magnetische moment» v.M» en
de gemiddelde magnetiseering «A» der aarde worden uitgedrukt
in de waarde der horizontale intensiteit op den aequator
en we krijgen dan in verband met formule (2)
M r3 H en A Hae(n)
4
De lijnen, welke de punten op aarde vereenigen, die dezelfde
«declinatie» ook wel «miswijzing» of «variatie» genoemd
hebben, worden isogonen» genoemd; behoudens de uitzonderingen
ten gevolge van de locale afwijkingen, loopen de «isogonen»
zoowel door de geographische- als door de magnetische polen.
De «isogone» Nulof de lijn waarop geene «miswijzing»
bestaat, wordt de «agone» en de «magnetische aequator» ook
wel de «acline» genoemd.
Sommige «isogonen» loopen evenwel niet door de magnetische
polen, doch keer en in zich zelve weder en omsluiten dus bepaalde
gebieden, dit is o. a. in Oost-Azië het geval in een zeer uit-