57
De magnetische polen liggen dus geenszins diametraal ten
opzichte van het lichaam der aarde en weliswaar verdwijnt aldaar
de horizontale composante en stelt de «naald» zich derhalve
verticaal, doch zij vertegenwoordigen niet de eenige punten op
aarde, waar de «intensiteit» het grootst is. Integendeel, zoowel
op het Noorder- als op het Zuider-halfrond worden nog een
tweetal punten gevonden, waar de totale «intensiteit» een
maximumwordt en die dus in dezen zin als «secundaire»
polen zouden kunnen worden beschouwd. Van deze vier punten
ligt op het Noorder-halfrond het sterkere Amerikaansche ge
bied in Canada tusschen het Lake Superior en het Winnipeg-
Meer op ongeveer 520 N.B. en 94° W.L. en het zwakkere
Aziatische- in Siberië op ongeveer 70° N.B. en 1170 O.L.,
terwijl van de beide «foei» op het Zuider-halfrond de sterkere
Oostelijke wordt gevonden ten Zuiden van Australië in den
Indischen Oceaan op de grens van het «Antarctische Vast
land» op ongeveer 64° Z.B. en 1350 O.L. en de zwakkere
Westelijke in den Stillen Oceaan ten Westen van «Vuur
land» op ongeveer 6o° Z.B. en 1270 W.L.
Zooals uit formule (10) blijkt, zou in de veronderstelling dat
het magnetisme gelijkelijk over de aarde was verdeeld de
«totale intensiteit» aan de polen tot die aan den evenaar staan
als 2:1, inderdaad is de verhouding echter ongeveer als 2,4 I,
terwijl tevens in het algemeen het «magnetische veld» op het
Noordelijke halfrond sterker schijnt te zijn dan op het Zuide
lijke, hoewel daartegenover weder de beide bovengenoemde
«foei» van het Zuiderhalfrond eene sterkere intensiteit bezitten
dan die van de Noordelijke hemispheer.
Naast deze gebieden van grootere intensiteit treden echter ook
andere op, waar het aardmagnetische veld een minimumwordt,
zooals dat bijv. in den Atlantischen Oceaan in de omgeving van
St. Helena het geval is en het kan dus geen verwondering baren,
dat onder deze omstandigheden en afgezien nog van meer locale
storingen, het verloop der isodynamen geheel wordt gewijzigd.
Ter verklaring van de magnetische verschijnselen werd verder
als hulpgrootheid de «magnetische potentiaal» «V» ingevoerd,
welke voorgesteld kan worden door de formule:
tt m
V sin A r Hae sin a (14)