58
terwijl dan weder de lijnen, welke de punten vereenigen, waar
de «potentiaal» hetzelfde bedrag heeft, den naam dragen van
«aequipotentialen» Gleichgewichtsliniën
Uit het verloop dezer «aequipotentialen» kan men op eene
nog meer eenvoudige en overzichtelijke wijze dan door middel
van de «isogonen» het geval is, voor ieder punt van het aard
oppervlak de richting van de magneetnaald vinden, daar de
«declinatienaald» zich steeds rechthoekig stelt op de krom
ming der «aequipotentialen», terwijl tevens de «horizontale
intensiteit» grooter is, naarmate de «aequipotentialen» dichter
bij elkander zijn gelegen.
De «magnetische as» der aarde, dat is de richting waarin
het «magnetische moment» een maximumwordt, valt
niet samen met de lijn, welke de magnetische polen der aarde
verbindt; volgens Gauss (1830) doorsnijdt de richting der mag
netische as het Noorderhalfrond op 77°5o' N.B. en 63°3i' W.L.
van Greenwich en het Zuiderhalfrond op 77°5o' Z.B. en
ii6°29' O.L., terwijl volgens Neumayer en Petersen (1885)
het doorsnijdingspunt op het Noorder-halfrond destijds op
78°2o' N.B. en Ö7°i7' W.L. was gelegen.
Ook de magnetische as, die met de rotatie-as der aarde
een hoek van ruim 11° maakt, verplaatst zich in den loop der
tijden dus langzaam aan Westwaarts en de periode dezer
verplaatsing zou volgens de thans nog slechts beschikbare gegevens,
wellicht een 36 tal eeuwen kunnen bedragen.
Blijkens formule (11) is de horizontale «intensiteit» aan
M
den magnetischen evenaar of Hae gelijk aan en dit quotient
bedroeg volgens Gauss in 1830: 0,33092, terwijl het in 1885
volgens Neumayer en Petersen nog slechts 0,32237 bedroeg;
ook het magnetische moment der aarde is dus in belangrijke
mate aan verandering onderhevig.
De horizontale intensiteit H van de een of andere plaats
op aarde ontbindt men in den regel nog in eene Noordelijke
Componente«X» en eene Westelijke- Y», zoodat we dus hebben:
H Hcos D(15)
Y HsinT>(16)
en daar volgens formule (4) de verticale intensiteit,
Z H tang I