in het groot op «tin» wordt verwerkt, doen dit soms in nog sterkere mate. Tot de «diamagnetische» stoffen behooren in de eerste plaats het bismuth, zooals Brugmans reeds in 1773 ontdekte en verder antimonium, kwikzilver, zilver, koper, goud, zwavel, berg kristal, steenzout, gips, kalkspaat, zircon, topaas, etc. Evenals dat bij koolstof, phosphorus, zwavel, tin, etc. het geval is, komt ook het ijzer in verschillende allotropische modificaties voor; tot 770° C. bestaat het als gewoon of «a:»-ijzer en het is dan gekenmerkt door zijne magnetische eigenschappen, zijne grootere zachtheid en «ductiliteit» wordt het echter verder verhit, dan gaat het in «|3»-ijzer over, het verliest zijn magnetisch vermogen en wordt hard en bros, terwijl het tot op 900° verhit in «y«-ijzer overgaat, dat zich van het «ƒ3»-ijzer onderscheidt, doordat het weliswaar hard is, doch tevens weder «ductiel» wordt. Deze overgang in eenen anderen «allotropischen» toestand verklaart dus het feit, dat het ijzer zooals wij boven reeds hebben gezien bij de roodgloeihitte zijn magnetisme verliest; met «nikkel», dat zoo veelvuldig in verbinding met het ijzer optreedt, niet alleen op aarde doch ook bij de «meteorieten», is dit reeds bij verwarming tot 350° het geval. Nu is het ijzer niet alleen op, doch ook buiten de aarde eene der meest verbreide grondstoffen en het neemt dus ook in belang rijke mate deel aan den opbouw der gesteenten in het lichaam der aarde en naarmate deze plaatselijk derhalve meer of minder ijzer bevatten, nemen de isomagnetische lijnen een ander verloop. Behalve de gesteenten welke geheel of grootendeels uit ijzer ertsen bestaan, zijn vooral de eruptieve gesteenten der «graniet»- en «diabaas» groep, doch ook de latere «andesieten» en «bazal- ten» in belangrijke mate ijzerhoudend en overal werden in de op elkander volgende geologische perioden door reten en spleten in de langzamerhand afkoelende en zich samentrekkende aard schors deze attractorische massa's uit het «magma» der aarde naar buiten geperst.2) Volgens Dr. R. D. M. Verbeek m. i. bevat Kwartsdioriet 6o Hartogh Heys van Zouteveen, Handboek der Mineralogie, I, pag. 134. 2) Zie hierover «Poolshoogte verandering» in Tijdschrift voor K. en L. XXX (1914) pag. 161, etc.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1915 | | pagina 62