*3 expeditie reeds heel wat last en teleurstelling veroorzaakt en daarbij komt dan nog hunne achterdochtige, argwanende natuur, als gevolg hunner vroegere onderdrukking; ook Loth, die zijn volkje kende en er zoo goed mee wist op te schieten, ondervond daarvan toch dikwijls den hinder. Zooals uit de vaak mooie profielteekeningen zijner tracés blijkt, werd door Loth steeds nauwlettend acht geslagen zoowel op de formatie van den bodem, met het oog op den rijkdom aan mineralen (goud, ijzer, bauxiet), als op de samenstellende bestanddeelen van het oerwoud, waaronder zoo menige species voorkomt van groote oeconomische beteekenis, als bolletree [Mimusops Balata Gaertn. de moederboom der «balata» of Surinaamsche «getah- pertsja»), manbarklak (Eschweileria longipestegen den paal worm bestand, zeer hard hout), ceder cedrela odorata in hoofdzaak uitgevoerd ten behoeve van de vervaardiging van sigarenkistjes) en verder tal van kostbare bouw- en meubelhout soorten. Loth's rapporten ademen steeds een frisschen, opgewekten geest; bezwaren heeft hij nimmer, zegevierend komt hij steeds alle hinder palen, zoowel van den kant der tropische natuur als van dien der spaarzame bevolking te boven. Nergens blijkt dit wellicht duidelijker dan uit zijn verslag betreffende het tracé «BrokopondoPedro- soengoevallen. Dit tracé ter lengte van 78,78 K.M. zou beginnen beneden de Brokopondo-stroomversnelling aan de Surinamerivier en uitkomen boven de Pedrosoengoe-vallen aan de Marowijne; de luitenant der infanterie S. de la Parra, die in Mei 1876 met eene expeditie was uitgezonden om den weg te traceeren, moest tengevolge ziekte den arbeid staken, nadat nog slechts een afstand van 22 K.M. was afgelegd. Aan Loth werd nu in Augustus d. a. v. opgedragen eene expe ditie samen te stellen om het begonnen werk voort te zetten en zoo mogelijk te voltooien, en reeds den 25 Augustus vertrok de opzichter Klint met 17 arbeiders, terwijl Loth den 28 Augustus volgde met den opzichter van 't Velde en nog 5 werklieden. De expeditie was geproviandeerd voor 8 weken en alles in zakken, bussen en draagkorven zoodanig verpakt, dat de arbei ders de vrachten bij wijze van randsels op den rug konden torschen, om de handen vrij te hebben bij het beklimmen van steile heuvels en bergen.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1917 | | pagina 13