komt, dat het vestigen van groote hypothecaire verbanden niet
bepaald een bewijs van groote draagkracht is.
Slechts één lid wenscht de waarde van den grond in aanmer
king te nemen.
Anderen vonden dan nog veel beter maatstaf het aantal perceelen.
2°. Meting en schatting in één hand.
't Zal geen betoog behoeven, dat deze vraag door allen een
stemmig bevestigend beantwoord wordt.
3°. De drie groepen van landmeters.
De voorgenomen splitsing werd algemeen afgekeurd, vond geen
verdediger; voornamelijk de splitsing in akten- en belasting-land-
meters. Wat toch zal 't gevolg zijn van die splitsing? De eersten
zullen zich, hun werk is ontegenzeggelijk veel belangrijker, boven
de tweeden geplaatst voelen, voor velen onzer zou de plaatsing
bij den belastingdienst eene degradatie beteekenen. Voor de helft
zou dit toch het lot moeten zijn.
Verder houden we dan, waartegen we steeds zoo geleeraard
hebben: het dubbele bezoek aan de perceelen.
Vaak toch zal het voorkomen dat de akten-landmeter met weinig
meer moeite het belastingwerk gelijktijdig met het aktenwerk zal
kunnen doen. Het gevolg van het niet belangrijk zijn van den
technischen belastingdienst zal leiden tot schetsmatig of ten minste
niet voldoende nauwkeurig opmeten van gebouwen, waarvan de
juiste stand op de kaart en ten opzichte van oude meetlijnen voor
den akten-landmeter zooveel waarde heeft.
Eene veel betere, volgens de meeste leden de eenig juiste, op
lossing acht men deze: «Geef iederen landmeter een bepaalden
kring, waarin hij al het werk, zoowel aktenwerk als belasting-
werk te doen zal hebben. Geef hem daarbij de noodige hulp
van een flinken teekenaar, zoo noodig nog van een klerk. In
dien kring, waarin de landmeter spoedig thuis is als een ontvanger
op zijn kantoor, kan hij zich beijveren alles in orde te hebben
en te houden; op zijn kantoor behooren minuut- en veldplans,
hulpkaarten, veldwerken enz. aanwezig te zijn. Voor dit archief
zij hij verantwoordelijk. Laat de kringen niet te groot zijn, opdat
in gewone omstandigheden alle werk ook afgedaan kan worden.
Nooit zal te voorkomen zijn, dat te groote toevloed van aan
vragen P. W. den geregelden gang verstoren. Hiertoe zal het
gewenscht zijn, aan ieder groot kantoor of aan iedere divisie
144