staat», de meesten wilden bij «Financiën» blijven, aan welk
departement wij de eenige technische ambtenaren zijn. Overgang
naar «Waterstaat» werd door die leden sterk ontraden, daar we
dan mogelijk spoedig ondergeschikt aan de Ingenieurs zouden zijn.
Eén lid wenschte de landmeters belast te zien met het toezicht
op de grenzen der rijkseigendommen.
De Secretaris,
C. H. B. de Kor ver.
DE KADASTRALE AANDUIDING IN AKTEN, VOLGENS
DE VOORSTELLEN DER STAATSCOMMISSIËN.
III.
Alles in de wereld is betrekkelijk, vandaar dat al ons trachten
op zijn best is benaderen en de waarde van het aannemen van
vaste beginselen aan bedenking onderhevig is.
De kadastrale kaart, met elk perceel door gemeente, sectie en
nommer aangeduid, leek den wetgever een uitnemend hulpmiddel
om daarmede de ligging van perceelen, die zouden worden ver
kocht of onderzet, aan te geven. Dies bepaalde hij, dat in nota-
rieele akten van verkoop de gebouwde en ongebouwde eigen
dommen zouden worden aangeduid door de opgave van gemeente,
sectie en nommer, waaronder elk (verkoops-) perceel in de schrift
uren van het kadaster bekend is (art. 37 N. W.) en, dat bij onder
zetting de ligging van het goed moest worden opgegeven naar
aanleiding der kadastrale indeeling (art. 1219 B. W.). Zorgvuldig
vermeed hij, wel begrijpende dat de kadastrale kaart niet van
dag tot dag steeds den laatsten terreinstoestand kan aangeven,
om te bepalen, dat die ligging kadastraal zoodanig moest worden
opgegeven, dat de omtrek van het verkoops- of te bezwaren
perceel precies overeenkwam met den omtrek van één of van
een complex kadastrale perceelen, hij wenschte een dergelijk vast
beginsel wijselijk niet in de wet op te nemen, omdat het, zooals
ieder licht kan begrijpen, groote stagnatie in het verkeer zou geven.
Wanneer de Commissie van 1867 niettemin zegt in de opsom
ming van haar bezwaren tegen de boekhouding op gedeelten van
146