kadastrale perceelen: «dat de toelating van een aanwijzing van «gedeelten in het belang van partijen een uitzondering maakt «op het beginsel, dat in openbaar te maken akten elk perceel «volgens zijn kadastrale kenmerken moet worden aangeduid» zie blz. 26 van haar verslag dan is dat m.i. een gezocht be zwaar, want de wetgever heeft met opzet dat beginsel op de wijze zooals de commissie het opvat, juist niet vooropgesteld. De Commissie van 1887 volgt dezelfde tactiek, zij zegt op blz. 564 van haar toelichting: «De eisch om de onroerende goederen «uitsluitend naar hun kadastrale kenmerken aan te duiden leidt «tot ernstige moeilijkheden; een der voornaamste daarvan doet «zich voor bij het verhandelen van gedeelten van perceelen, omdat «alsdan de nieuwe kadastrale kenmerken moeten vastgesteld worden «naar aanleiding juist van de rechtshandeling, wier constateering «bij akte hun vermelding reeds vordert.» Hier wordt het ook voorgesteld alsof de wet eischt, dat in akten alleen geheele kadastrale perceelen mogen overgaan of worden bezwaard. We hebben gezien, dat niets minder waar is; de constateering van de rechtshandeling bij akte vordert dus geenszins de vermelding van de nieuwe kenmerken, die kan ge schieden met de oude. Dat opgeven van de kadastrale kenmerken beteekent niets anders of meer, als daardoor belanghebbenden in staat te stellen de ligging van het in de akte genoemde perceel, het onderwerp der overeenkomst, te kunnen uitvinden op het terrein; dat de preciese begrenzing er somtijds ook door uitgemaakt kan worden is, hoe belangrijk overigens, in deze materie toch bijzaakdat hangt van omstandigheden af maar bindt partijen wettelijk niet, practisch soms wel. Dat is mijn gevoelen en o.a. ook van den heer H. C. Sneth- lage, Redacteur v. h. Weekbl. v. Privaatrecht, Not. ambt en Reg.; deze zegt: «het kadaster met zijn nummers heeft eigenlijk geen «ander nut dan aan te wijzendit perceel is het wat bedoeld wordt,» zie blz. 61 v. h. debat over de Praeadviezenvan prof. Hamaker «wat ligt binnen de op het terrein zichtbare grenzen, is het onder- «werp van het contract«; van den heer G. van Iterson (prae- adviseur) «Er is gezegd, dat men tegenwoordig partijen bindt «om de grenzen, die voor het kadaster op de kaart zijn gebracht, «aan te nemen als de grenzen waarover zij zijn overeengekomen, ï47

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1917 | | pagina 147