154 en den aanvrager van het getuigschrift geworden; alleen de rechtbank in hoogste instantie zou den bewaarder kunnen dwingen en er bestaat, gezien de duidelijke bewoordingen van art. 1265 B. W., weinig kans dat het daartoe ooit zal komen. Na als vóór de uitvaardiging der onderwerpelijke resolutie (P. W. 7873 hangt het bestuur met zijn daarin gegeven voorschrift af van de inzichten van den bewaarder. De bijkomstige in de 3e plaats genoemde factor, welke de regeling van de hypothecaire boekhouding in den weg staat, is en blijft de aansprakelijkheid van den bewaarder. Wanneer echter het door de Commissie van 1906 ontworpen art. 1266 B. W. wet wordt, dan is de Staat daarna aansprakelijk voor alle nadeelen geleden voor vergis singen, verzuimen enz. begaan door een zijner ambtenaren van de hypotheken of van het kadaster. De Staat kan dan aan de bewaarders vrijelijk de voorschriften geven welke hein goeddunken» zegt de Commissie op blz. 141 v. h. verslag en bezit daar nevens, wat hem nu nog ontbreekt, de macht de opvolging er van af te dwingen voeg ik er bij, waarmede dan tegelijk de laatste bijkomstige factor, de stelling van de bewaarders dat zij slechts de hypothecaire registers behoeven te raadplegen, zal kunnen worden uitgeschakeld. De nieuwe bepalingen betrekkelijk de hypothecaire boekhouding zijn door de commissie van 1906 natuurlijk ontworpen, uitgaande van de onderstelling, dat bij invoering daarvan de aansprakelijk heid der bewaarders reeds op den Staat zal zijn overgegaan en behooren dus ook van uit dat standpunt te worden bezien. Ze zijn ondergebracht in een Algemeenen maatregel van bestuur, waarheen naar afdeeling A. daarvan in art. 691" B. W. en art. 32 van het Ontwerp op de Grensregeling wordt verwezen, voor zooveel betreft de overdracht enz. van gedeelten van perceelen en naar afdeeling B. in art. 12Ö5 en 1265" B.W. voor wat betreft de vraag hoe de bewaarder zijn getuigschriften moet inrichten en wat hij met de bij hem ingeleverde akten moet doen. De verbetering in de hypothecaire boekhouding voorgeslagen vindt men in afd. B. en wel in hoofdzaak in de art. 29, 30, 33 en 35. Reeds thans worden in het Inschrijvingsregister, naast de in schrijving, gemeente, sectie en nommers vermeld der daarbij ver-

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1917 | | pagina 154