i5
«de la Parra» in eene goed gedekte hut achtergelaten, bleek
ten deele bedorven te zijn, zoodat van de 5 slechts 3 goede kisten
konden worden verkregen. Welgemoed trok men echter verder
over bergen en door moerassen, in onderlingen naijver tusschen
de verschillende elkander afwisselende ploegen van het werkvolk
om het grootste traject per dag af te leggen.
Den 11 October bereikte de voorhoede de Grankreek, hier
30 M. breed en vrij diep; er was echter in de nabijheid geen
drijfhout genoeg aanwezig en de oever te steil om een vlot neer
te laten, zoodat van eene nabijgelegen stroomversnelling gebruik
moest worden gemaakt om over de kreek te komen. Met groote
voorzichtigheid had de moeielijke overtocht plaats, over de glibberige
steenen van het snelstroomende water, dat hier en daar 70 a 80 c.M.
diep was. Slechts één man gleed uit en viel met al de reserve-
kleedingstukken van Loth in den schuimenden vloed, doch kwam
overigens met den schrik vrij. Enkele dagen later stond men
aan den oever van de majestueuse Marowijne.
Blijkens de mooie kaart en doorsnede van het terrein door
Loth bij zijn verslag gevoegd bestaat de bodem over groote
uitgestrektheid uit Bruin-ijzererts, terwijl onder de bestanddeelen
der vegitatie o. a. Bolletree, Manbarklak en Ceder worden
vermeld, naast tal van andere houtsoorten; een Cederboom met
eene middellijn van 2 Meter, een Koepieboom Goupia tomentosa
Aubl.) met eene doorsnede van 2,5 Meter vinden afzonderlijke
vermelding.
Reeds spoedig nadat de weg was getraceerd werd er langs
eene oppervlakte van ruim 120,000 H. A. ter ontginning van
edele metalen in pacht uitgegeven, en de opgewekte ondernemings
geest vestigde nu ook het oog op de gronden gelegen op den
linkeroever der Suriname-rivieraan Loth werd nu de opdracht
verstrekt ook hier een weg te traceeren en den 4 September 1877
begaf hij zich op reis van Paramaribo naar Brokopondo ver
gezeld van de opzichters van 't Velde en Melcherts, benevens
21 arbeiders en een kok.
Ook het verslag van dit tracé dat liep van Brokopondo in
de richting 8° bezuiden het Westen naar het Awara-eiland in de
Boven-Saramacca getuigt van de vele moeielijkheden, welke
waren te overwinnen.
Den 7 September des ochtens om 8 uur sloeg Loth onder het