166 opgemaakt: indien namelijk de nieuwe grens omschreven kan worden door verwijzing naar eene oude, vervallen kadastrale grens. In dit geval kan worden volstaan met verwijzing naar de ver vallen perceelnummers, waardoor het object wordt bepaald. Ware deze uitzondering niet gemaakt dan zou b.v. bij vernieuwing van de hypothecaire inschrijvingen een zeer groot aantal meetbrieven opgemaakt moeten worden. Mocht eene inschrijving, verwijzende naar vervallen perceelnummers, aanleiding geven tot executie, dan is het nog tijds genoeg de grenzen op het terrein uit te zetten. Art. 4 breidt de verplichting tot het opmaken van meet brieven uit tot gedeelten van eigendommen waarvan de grenzen, bij hermeting, zijn vastgesteld volgens de bepalingen van de wet op de grensregeling. Art. 5 veroorlooft de verwijzing naar een vroeger opgemaakten meetbrief. Men denke b.v. aan eene veiling: sommige perceelen worden toegewezen, andere opgehouden en soms later uit de hand verkocht, er komen allerlei akten, van overdracht, van royement, van hypotheekstelling, en in al die akten kan worden verwezen naar den meetbrief van de veiling. Het is niet noodig telkens een nieuwen meetbrief over te leggen. Art. 6 tenslotte somt op dat de meetbrief moet inhouden: ie de indeeling van de perceelen volgens het kadaster; 2e de indeeling van het onroerend goed, dat het onderwerp der rechtshandeling uitmaakt, met aanduiding daarvan door een letter; 3e het volgnummer van den meetbrief. Het is duidelijk welk doel de Staatscommissie met de meet brieven heeft nagestreefd. Men heeft willen bereiken eene om schrijving van gedeeltelijke kadastrale perceelen, die gelijkwaardig is aan de omschrijving van geheele perceelen, om daardoor te komen tot eene deugdelijke hypothecaire boekhouding. Uitvoerig heeft de Staatscommissie uiteengezet hoe zij zich in de toekomst de inrichting en bijhouding denkt van een Reg. 69®, dat vrij van hypothecaire besmettingen zal zijn en bij elk perceelnommer al de op het perceel drukkende inschrijvingen vermeldt. Alsnu komende tot de vraag wat er méér op de meetbrieven behoort voor te komen dan de Staatscommissie wenscht te be palen, geeft spreker als zijne meening te kennen dat daarop zeer zeker moet worden aangegeven: ie de aard van de scheiding, 2e bij welk perceel de scheiding behoort, 3e maten gemeten in

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1917 | | pagina 166