gejuich der arbeiders de eerste struik weg ter plaatse, waar het tracé moest beginnenslechts 5 man, die om de twee dagen werden afgelost, konden voor den traceerings-arbeid worden gebruikt, daar de overige arbeiders althans gedurende den eersten tijd benoodigd waren voor het transport der levensmiddelen, etc. (totaal 1800 K.G.) Zoowel aan het begin als aan het einde van het tracé was het terrein bergachtig en bedekt met bruin-ijzererts en kwarts, doch daartusschen bevonden zich uitgestrekte moerassen, waarin het water volgens de sporen aan de boomen en struiken in den regentijd weliswaar 2 M. hoog stond, doch die tijdens de expeditie uitgedroogd waren. Het weinige water, dat werd gevonden was dikwijls veront reinigd door rottende visch of uitwerpselen van den tapir [Tapirus Amencanus de Surinaamsche «buffel») en van andere dieren en men moest zich dan vergenoegen met het vuile, drabbige water, dat na lang zoeken in den omtrek werd gevonden, om daarin een weinig rijst te koken, ofschoon het water zoo walgelijk was, dat het in andere omstandigheden niet eens voor waschwater zou worden gebruikt. Menigmaal werd dan ook de dorst gelescht met de druppelen vocht, die uit sommige waterhoudende lianen (waarschijnlijk Cissus-soorten) bij het afkappen vloeiden. Levendig herinneren ons deze toestanden aan die, welke wij in den vorigen jaargang van ons tijdschrift, ten opzichte van de bezwaren ver bonden aan de triangulatie van Celébes, hebben geschetst. Het tracé van Loth had over berg en dal gemeten eene lengte van 64,680 K.M., tot een horizontaal vlak herleid bedroeg de afstand der eindpunten 62,825 K.M.; volgens de kaart van Cateau van Rosevelt en van Lansberge zou de afstand 62,6 K.M. moeten zijn, zoodat het verschil tusschen deze kaart en de direct gemeten lengte slechts 225 M. bedroeg. De wasschingen van de grondmonsters toonden aan, dat zoowel de bergstreek langs de Suriname als langs de Saramacca goud houdend was. Onder de moeielijke opdrachten van Loth behoort ook het traceeren van den weg van de Lawa naar de Tapanahoni in 1892, waarbij hij o. a. ontdekte, dat de Gonini gevormd wordt door i6 Zie «Triangulatie van Celébes» op blz. 124 van jaargang XXXII (1916).

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1917 | | pagina 16