Vraagpunt B 5e (oud B 4e). Welke opmerkingen zijn nog te
maken naar aanleiding van den ontworpen algemeenen maatregel
van bestuur tot voorziening m de kadastrale aanduiding van ge
deelten van perceelen?
De Heer Roborgh zou het beter vinden indien op den meet
brief het gedeelte, dat het onderwerp van de rechtshandeling uit
maakt, niet alleen met eene letter, maar ook door eene kleur werd
aangegeven. Hierdoor zouden de «bijpijlingen» overbodig worden.
In verband hiermede merkt spreker op, dat de «bijpijlingen», die
toch zoo'n belangrijke rol in ons tegenwoordig kadaster spelen,
officieel in 't geheel niet bestaan. In de I. K. wordt er met geen
woord van gerept.
Vraagpunt C. Hypothecaire en kadastrale boekhouding.
C, ie. Moet de letterlijke overschrijving en inschrijving niet
als ouderwetsch en tijdroovend worden verworpen? Kan daarvoor
niet m de plaats treden: verplichte inlevering van alle stukken
in minstens twee exemplaren op voorgeschreven formaat, waarvan
één exemplaar (ingebonden of op andere wijze gerangschikt) ten
hypotheekkantore blijft berusten?
Na een uitvoerig betoog van den Voorzitter spreekt de verga
dering zich met algemeene stemmen vóór afschaffing van de
letterlijke overschrijving en inschrijving uit.
C 2e. Acht men het bezwaarlijk dat de landmeter in den meting-
staat hebbe te vermeldenwelke hypothecaire inschrijvingen op de
nieuw gevormde perceelen rusten, aldus gegevens verschaffende voor
de bijhouding van een verbeterd Reg. 6ga, vrij van besmetting
Met algemeene stemmen wordt deze vraag ontkennend beantwoord.
C je. Is naast het ontworpen perceelenregisterverwijzende
naar het register van overschryving, voor erfdienstbaarheden en
andere beperkingenaanteekening van erfdienstbaarheden enz. in
den kadastralen legger nuttig en noodig? Zal de voorgestelde
overbrenging dezer aanteekingen naar nieuwe perceelnummers niet
tot verwarring leiden?
Nadat de Heer Roborgh heeft gewezen op de omstandigheid,
dat erfdienstbaarheden knnnen ontstaan en tenietgaan zonder titel,
waardoor de aanteekening weinig betrouwbaar zal zijn en de Heer
G. E. Kater het voorbehoud heeft gemaakt, dat het beklemrecht
evenals tot nu toe gebruikelijk is, in den kadastralen legger moet
176