zameld, en de rol van de kadastrale kaart hoe langer hoe onbe duidender werd. Aanvankelijk vond die techniek alleen toepassing bij het z.g. particulier werk. Het is echter niet te verwonderen, dat dezelfde landmeter, wanneer hij z.g. dienstwerk had te ver richten, ook dat werk naar dezelfde regels behandelde. Eerstens leidde zijn inzicht betreffende deugdelijk werk hem daartoe, maar verder mag niet uit het oog worden verloren, dat de kadastrale kaart, voortdurend onnauwkeuriger wordt, voortdurend minder geschikt is om als basis voor de bijhouding te dienen en langzaam maar zeker wordt tot een onnauwkeurige schets van de kadastrale perceelen, waarvan de werkelijke vorm, grootte en grenzen in het veldwerk gezocht moeten worden. Het is een aantrekkelijk werk de wording dezer techniek nader te beschrijven, de leemten daarin op te sporen en bijdragen te leveren tot verdere ontwikkeling daarvan. Ik wensch mij thans te bepalen tot een enkel onderdeel: de berekeningen. Het rekenwerk neemt in ons kadastraal werk een voortdurend omvangrijker plaats in. Eerstens wordt thans de controle gezocht in de meting door het bepalen van gegevens, die reeds uit andere gegevens door berekening kunnen worden afgeleid. Die afleiding en de directe meting moeten voldoende overeenkomst vertoonen en geven aanleiding door vereffening de verschillen over de ver schillende elementen zoo te verdeelen, dat de correcties zoo gering mogelijk worden. Verder wordt het oppervlak der perceelen veel meer dan vroeger uit de gemeten grootheden bepaald. Het oplossen van vraagstukken wordt meer en meer het dage- lijksche werk bij het kadaster. Nu wachte men zich voor mis verstand, want vraagstukken kan men in tweeërlei zin oplossen. Men kan een vraagstuk opgelost vinden, wanneer men zich zelf en anderen den weg kan wijzen, waarlangs men moet gaan om de gevraagde grootheid te berekenende andere opvatting is die, dat men de bedoelde weg inderdaad gaat. Hoe aantrekkelijk de eerste opvatting moge zijn voor den wiskunstenaar in het alge meen, voor den landmeter en voor ieder met hem, die zich be kommert om de practische toepassing der wiskunde is de tweede opvatting voorbehouden. De weg tot het practische resultaat ligt voor velen vol struikelblokken. Waaraan is dit te wijten? Men verwart vaak wiskunde en cijfer kunst. Wiskunstenaars behoeven nog geen goede cijferaars te 19

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1917 | | pagina 19