48 Vervolgt men de geschiedenis tot haar oorsprong, dan moet men erkennen, dat de belasting het eerst is geheven door de lands- heeren krachtens hun leenrechtelijke bevoegdheid, zoodat wij blijkbaar met een soort grondrente te doen hebben. Het staat echter even vast, dat dit standpunt is verlaten, vanaf het oogen- blik, dat men is gaan beseffen, dat financiekunst nog iets anders is, dan geld in de schatkist brengen, het moment, dat men rekening is gaan houden met de druk, die de belastingen uitoefenen. Is de heffing van een grondbelasting dan wel te verdedigen in de tegenwoordige tijd, waar hoe langer hoe meer de nadruk wordt gelegd op heffing naar draagkracht? Zeker past zij niet bij het ideaal van een impót unique, maar dit ideaal mag als onuit voerbaar worden beschouwd. Men meent thans tot belasting naar draagkracht te kunnen naderen, door het heffen van een geheel samenstel van belastingen, waarbij men mag rekenen, dat de fouten in de eene gecorrigeerd worden door fouten in tegen overgestelde zin bij een andere. Wie uit principe geen grond belasting wil heffen, moet ook afzien van accijnzen of indirecte belastingen, als registratie, zegel of successie. Laat ons thans zien, hoe het tegenwoordige stelsel der grond belasting geworden is en welke bezwaren daaraan kleven. Ten tijde der republiek kon men niet spreken van een algemeen belastingstelsel. Iedere provincie had haar eigen heffingen, alleen de licenten en convooien werden voor de Staten-Generaal geïnd. Na de staatsregeling van 1798 werden de heffingen in iedere provincie voorloogig niet anders, maar de opbrengst der belas tingen werd in een algemeene kas gestort. Onder Schimmel- penninck's bewind kwam door de zorg van Nederland's groote financier 1. J. A. Gogel ons eerste belastingstelsel tot stand in de tijd van nauwelijks een jaar. Daarbij werd tot herziening van de grondbelasting besloten, de oude regeling bleef echter voor- loopig bestendigd. Eerst onder koning Lodewijks regeering werd het plan door Gogel uitgewerkt in de ordonnantie van 20 Januari 1807. De nieuwe verponding zou gelijkmatig worden geheven over het geheele land, tot een bedrag van 1,5 van de waarde. Deze werd echter laag ber.ekend op 16 maal de zuivere huur. Zoowel voor de gebouwde als voor de ongebouwde eigendommen werd een algemeene meting en schatting voorgeschreven, waar van echter alleen de schatting der gebouwde eingendommen in

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1917 | | pagina 48