72
der veilingen in een bepaald seizoen ontstaat, aan ongunstige
weersgesteldheid, aan omvangrijke metingen.)
3°. Is het rationeel om de verplichting tot verwijzing naar
meetbrieven te beperken tot de aanduiding van gedeelten van
perceelen in het oude kadaster, terwijl deze verwijzing gevorderd
wordt ter aanduiding van gedeelten van eigendommen in het
vernieuwde kadaster?
4°. Welke opmerkingen zijn nog te maken naar aanleiding
van den ontworpen algemeenen maatregel van bestuur tot voor
ziening in de kadastrale aanduiding van gedeelten van perceelen
(Zie Verslag C i, pag. 229 en 230.)
C. Hypothecaire en kadastrale boekhouding.
i°. Moet de letterlijke overschrijving en inschrijving niet als
ouderwetsch en tijdroovend worden verworpen? Kan daarvoor
niet in de plaats treden: verplichte inlevering van alle stukken in
minstens twee exemplaren op voorgeschreven formaat, waarvan
één exemplaar (ingebonden of op andere wijze gerangschikt) ten
hypotheekkan tore blijft berusten
2°. Acht men het bezwaarlijk dat de landmeter in den meting-
staat hebbe te vermelden welke hypothecaire inschrijvingen op
de nieuw gevormde perceelen rusten, aldus gegevens verschaffende
voor de bijhouding van een verbeterd Reg. 6ga, vrij van «be
smetting» (Zie het artikel «Register 69a van I. Boer Hzn. in
in Tijdschrift 1908, pag. 57 e. v.)
30. Is naast het ontworpen «perceelenregister, verwijzende naar
het register van overschrijving, voor erfdienstbaarheden en andere
beperkingen« (Zie pag. 240, 250, 264 en 265 van het Verslag)
aanteekening van erfdienstbaarheden enz. in den kadastralen legger
nuttig en noodig? Zal de voorgestelde overbrenging dezer aan-
teekeningen naar nieuwe perceelnummers (Zie pag. 239 art. 46
en pag 261 van het Verslag) niet tot verwarring leiden?
40. Tot welke opmerkingen geven de ontworpen wijzigingen
in de hypothecaire en kadastrale boekhouding overigens nog
aanleiding?
D. Reorganisatie van den kadastralen dienst.
Hoe oordeelt men over alle door de Staatscommissie besproken
hervormingen (pag 4652 van het Verslag) als: