HET ONDERZOEK DER RANDVERDEELINGSFOUTEN BIJ
ASTRONOMISCHE EN GEODETISCHE INSTRUMENTEN, DE
INSTALLATIE VOOR HET ONDERZOEK DIER FOUTEN
BIJ KADASTER-THEODOLIETEN IN HET RIJKSKANTOOR
GEBOUW TE ARNHEM EN DE RESULTATEN VAN DAT
ONDERZOEK BETREFFENDE DE
THEODOLIETEN No. 845 - 856.
I.
Naarmate de astronomische wetenschap zich ontwikkelde en
verfijnde waarnemingsmethoden met behulp van betere instrumenten
het mogelijk maakten, om grootheden of plaatsveranderingen aan
den hemel met steeds grootere nauwkeurigheid te bepalen, steeg
ook de behoefte om de fouten te leeren kennen der verdeeling
van den limbus van het gebruikte instrument; van sommige ver
schijnselen toch kon het bestaan slechts worden vermoed, omdat
de grootte der veranderlijkheid lag op of binnen de grenzen
der waarnemingsfouten. Zoo schreef de Koningsberger astronoom
Bessel reeds den 1 Juni 1844 aan Humboldt «ich habe Ver
dacht gegen die Unveranderlichkeit der Polhöhe», terwijl
Euler (1707 1783) reeds langs mathematischen weg had bewezen,
dat deze veranderlijkheid noodwendig bestaan moest en de om-
wentelingsas der aarde in de veronderstelling van volmaakte
rigiditeit van het aardlichaam zich in een tijdperk van 305
dagen, naar hem de Cyclus van Euler genoemd, om de traag-
heidspool zou moeten bewegen i); toch kon eerst in de laatst
verloopen kwarteeuw deze veranderlijkheid buiten allen twijfel
worden gesteld en de werkelijke duur der periode worden bepaald,
door de Organisatie van den «Internationalen Breedte-Dienst-»,
dank zij de betere instrumenten en meer rationeele waarnemings
methoden.
Zoolang de verdeelingstechniek nog in de kinderschoenen stond,
poogde men verhooging der nauwkeurigheid te verkrijgen, door
het gebruik van instrumenten van grooteren omvang en daar de
Zie nader hierover«Poolshoogte-Verandering» in Tijdschrift voor Kadaster
en Landmeetkunde, Jaarg. XXX, (1914), pag. 135 enz.