86
van het uitmeten van eenige opeenvolgende vakjes van den rand
met behulp van de microscopen en 2°. door het meten van een
hoek van ongeveer 450 in 36 standen van den rand. In enkele
gevallen zooals bij den grooten theodoliet van 35 c.M. middellijn,
N°. 2 van Jul. Wanschaff, werd het getal randstanden zelfs tot
72 vermeerderd en openbaarden zich verschijnselen, welke een
nader onderzoek wenschelijk maakten, dan werd dit voortgezet
door het meten van een hoek van ongeveer 150, zooals dat b.v.
bij den theodoliet van 14 c.M. middellijn, N°. 2 van Jul. Wan
schaff plaats had.
Ten behoeve van het meten van deze hoeken werden de te
onderzoeken instrumenten opgesteld op een speciaal daarvoor ge
bouwden pijler, terwijl de te meten hoek gevormd werd door de
richtlijnen van twee-als Collimatoren opgestelde groote waterpas
instrumenten; aanvankelijk waren deze opgesteld op eene door-
loopende steenen muurplaat van het gebouw, doch het bleek nu,
dat bij verschil van temperatuur binnen en buiten het locaal, de
stand der richtlijnen dezer collimatoren werd gewijzigd, tengevolge
van de ongelijke uitzetting van het buiten de muur uitstekende
en het daarin bevestigde gedeelte dezer plaat. Later verkregen
ook de collimatoren eene betere opstelling.
Om de gevolgen van mogelijke veranderingen in den stand
der collimatoren zooveel doenlijk onschadelijk te maken, werden
de 36 randstanden verdeeld over 4 reeksen, ieder van 9 standen,
terwijl dan verder in ieder dezer randstanden de hoek oc tusschen
de richtlijnen dezer collimatoren in heen en teruggang Satz-
meting) tweemaal werd gemeten, wat daarna in omgekeerde
volgorde nog eens werd herhaald, zooals nader wordt toegelicht
door de hieronder volgende tabel I, welke betrekking heeft op
het onderzoek der verdeeling van den horizontalen rand van het
voor den Topografischen Dienst in Nederlandsch Indië
bestemde universaalinstrument N°. 10944 van Max Hildebrand.
Ter bekorting van den duur van elke reeks werkten in den
regel twee waarnemers samen, die elkander dan stelselmatig
bij instelling en aflezing aflosten, terwijl hunne aflezingen door
een derden man werden ingeschreven in het daarvoor bestemde
waarnemingsformulier; in dit formulier werden dan tevens de
gemiddelden p\ en pi gevormd voor eiken heen en teruggang,
benevens hunne verschillen V\ en »2, ten behoeve van tabel I.