IOO
bewaarder. Requestrante meent o.a. «dat het publiek meer gebaat
«is door de benoeming van hypotheekbewaarders uit de régistratie-
«ambtenaren, wier examen, studie en werkkring zich over het
«geheele gebied van het privaatrecht uitstrekken, dan door de
«benoeming van kadasterambtenaren, die, als zoodanig, slechts
«met een zeer beperkt onderdeel van dat recht in aanraking
«komen en o.a. in het geheel niet met de vele rechtsquaestiën,
«welke zich bij het doorhalen van hypothecaire inschrijvingen
«voordoen, evenmin als met het verschil in rechtsgevolg tusschen
«eene voorwaarde en eene lastbepaling in eene overeenkomst, met
«de vragen naar het al dan niet vereischt zijn van rechterlijke of
«andere machtiging voor de geldigheid eener handeling of naar
«de bepalingen voor authenticiteit in de gevallen, dat voor eenige
«akte de authentieke vorm vereischt is, enz.&
Het bestuur meende dezen aanval op onze benoembaarheid tot
hypotheekbewaarder en onze geschiktheid tot dit ambt niet on
beantwoord te mogen laten en ontwierp daartoe in samenwerking
met de Redactie het hieronder volgend adres, dat den 27 Juli 1918
verzonden werd en waarvan opname als «ingezonden» in het
Weekblad voor Privaatrecht, Notaris-ambt en Registratie is verzocht:
Aan Hare Majesteit de Koningin
Geven met eerbied te kennen W. J. Verhoeven te 's-Gravenhage en
C. H. B. de Korver te Alkmaar, de eerste als Voorzitter, de tweede als
Secretaris-Penningmeester der Vereeniging voor Kadaster en Landmeetkunde
(laatstelijk erkend bij Koninklijk Besluit d.d. 26 Mei 1914 n°. 41),
dat de Vereeniging van Hypotheekbewaarders in Nederland gemeend
heeft in een op 25 April 1918 tot Uwe Majesteit gericht adres bezwaren
te moeten ontwikkelen tegen de benoeming van twee Landmeters van het
Kadaster tot Bewaarder der Hypotheken en van het Kadaster respectievelijk
te Winschoten en te Appingedam,
dat ondergeteekenden zich veroorloven naar aanleiding van de in dat
adres ontwikkelde bezwaren de volgende opmerkingen onder Uwer Majesteits
aandacht te brengen:
Onder het hier te lande bestaande negatieve stelsel van openbaarheid
ten aanzien van de rechten op onroerend goed vervult de Bewaarder der
Hypotheken en van het Kadaster vrijwel uitsluitend een lijdelijke rol.
Hij heeft niet te beoordeelen de geldigheid of de volledigheid der hem
ter over- of inschrijving aangeboden akten. Ten aanzien van de verzoeken
tot doorhaling van hypothecaire inschrijvingen heeft hij uitsluitend te