de Heer W. Smit Jr. gekozen is. Op de desbetreffende vraag van den voorzitter verklaart de Heer Smit de benoeming aan te nemen. Punt h. Bij zitten en opstaan wordt met groote meerderheid Amsterdam als de plaats van bijeenkomst in 1919 aangewezen. De voorzitter stelt hierop aan de orde het voorstel van de afdeeling Amsterdam, luidende: «de vergadering, bekend met de samenstelling der Commissie «tot reorganisatie van het kadaster, «spreekt hare teleurstelling uit, dat in die commissie niet be- «noemd is een lid van het bestuur, omdat daardoor elk contact «is verbroken met de vereeniging, die juist het initiatief inzake «de totstandkoming der commissie heeft genomen, en dus ook «hier als steeds groote belangstelling in de belangen van het «kadaster heeft getoond, «en verzoekt daarom het bestuur der vereeniging de noodige «stappen te doen, ten einde alsnog aanvulling van genoemde «commissie met een lid van het bestuur te verkrijgen». Alvorens overeenkomstig art. 22 Huish. Regl. in stemming te brengen de vraag of dit voorstel al of niet in behandeling zal worden genomen, meent de voorzitter verplicht te zijn eenige inlichtingen te verstrekken. Toen het bestuur den April j.l. bij den Minister van Financiën was om te vragen of de kosten der Reorganisatie-commissie, tot instelling waarvan de vorige ver gadering besloot, misschien door het Rijk zouden kunnen worden gedragen, achtte Zijne Excellentie het bezwaarlijk daartoe eene subsidie aan onze vereeniging te verleenen, doch bood aan eene ministerieele commissie te benoemen, die de wenschelijkheid van reorganisatie van den kadastralen dienst zou hebben de onder zoeken. Twee omstandigheden deden het bestuur dit aanbod dankbaar accepteerenten eerste werd door Z. E. volmondig toe gegeven, dat de meerderheid der commissie moest worden gevormd door ambtenaren van het kadaster, en ten tweede werd de aan wijzing der personen, die in de commissie zouden zitting nemen, feitelijk in handen van ons bestuur gelegd. Bij het opmaken der voordracht, ter zake waarvan overleg werd gepleegd met den Heer Inspecteur van het Kadaster, meende het bestuur te moeten 149

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1918 | | pagina 157