De voorzitter brengt thans allereerst in stemming het vèrststrek- kende voorstel, zijnde de ongewijzigde motie-Amsterdam. Met 31 tegen 17 stemmen wordt deze motie aangenomen. Na rondvraag verlangt geen der aanwezige meer het woord. De voorzitter sluit hierop de vergadering. Alkmaar, 25 September 1918. De Secretaris, C. H. B. de Korver. RIJKSBUREAU VOOR DE ONTWATERING ONZER MADEN EN BROEKGRONDEN, ENZ. Door den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel werd den 31 Juli j.l., mede namens den Minister van Waterstaat, ge ïnstalleerd eene «Commissie voor Ontwatering», welke van advies zal dienen inzake de oprichting van een „Rijksbureau voor de Ontwatering" en tevens omtrent de bevoegdheden, welke aan dit Bureau zouden moeten worden verleend. Tot leden dezer Commissie werden benoemd de heeren: 1. P. van Hoek, directeur-generaal van den Landbouw, tevens voorzitter 2. J. M. W. van Elzelingen, hoofdingenieur van den provin cialen waterstaat in Zuid-Holland, te 's-Gravenhage; 3. C. A. Jolles, hoofdingenieur-directeur van den Rijkswater staat in de directie Gelderland en Overijsel, te Arnhem; 4. W. K. du Croix, hoofdingenieur-directeur van den Rijks waterstaat in de directie Noord-Holland, te Haarlem; 5. A. R. van Loon, hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat, belast met den dienst in de directie Noord-Brabant, te Breda; 6. F. Baucke, hoofdingenieur van den Rijkswaterstaat, te 's-Gravenhage; 7. E. J. Kempees, ingenieur van den Rijkswaterstaat, te Utrecht; 8. G. J. van den Broek, ingenieur van den Rijkswaterstaat, te Roermond; 9. I. G. J. Kakebeeke, inspecteur van den Landbouw, te 's-Gravenhage; 152

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1918 | | pagina 160