27
(constant) bepalen de schaal, waarop iedere puntenreeks moet
worden geteekend.
De vergelijking (23) stelt voor punten op de w-as (coëfficiënt
van v o),
Men construeert de schaal, door bij elk getal, dat men wenscht
af te beelden, de logarithme te zoeken, deze te vermenigvuldigen
met een constanten factor, zoodanig gekozen, dat de afstand tusschen
de uiterste waarden van adie men noodig heeft, zoo groot is,
als men in verband met de grootte van het papier wenschelijk
vindt; de aldus berekende afstand zet men vanuit den oorsprong
van de zi(-as uit.
De tweede vergelijking stelt punten op de ®-as voor (coëfficiënt
van u o). Men construeert ze door bij elke hoek (p, die men
wenscht aan te geven, log sin 2 0 te zoeken, daarbij te tellen
log 1/2 pcc en de som te vermenigvuldigen met een constanten factor,
zoodanig gekozen, dat de afstand tusschen de uiterste waarden
van 0 zoo groot is, als men in verband met de grootte van het
papier wenschelijk vindt, de aldus verkregen afstand wordt vanuit
den oorsprong der v-as afgepast. Inplaats van bij elke log sin 2 0
de log V2 pcc op te tellen, kan men ook log 1/2 pcc met ver
menigvuldigen, dezen afstand vanaf den oorsprong uit zetten en
daarna de waarden voor ^2 log sin 2 0 afzetten vanuit dit punt.
De derde vergelijking stelt punten voor gelegen tusschen de
u en w-as op een afstand van de u-as gelijk aan:
dy,x(zie verg- x5)-
Daar in deze uitdrukking a niet voorkomt, liggen alle punten,
welke a men ook neemt, even ver van de z*-as, zij liggen dus
op een rechte getrokken evenwijding aan de u-as.
De afstand van een punt overeenkomende met een bepaalde a
uit de lijn der oorsprongen vindt men uit verg. (16).
MP=-4-7 JfD^!_iogö: ^3loga(2Ó)
Men zet dus voor elke gewenschte a uit, den afstand log a ver-
menigvuldigd met een bepaalden factor die wij imi ge-
noemd hebben.
(Al -+- (Ai
a 0 I_|_I (ai-\- (Ai
(Al (Ai
U>2 j*
(A1 (Ai