«Die leer» schrijft Mr. P. P. P. Kist (in Recht en Wet «dl. XXIX, 155) het vonnis van de Gorinchemsche rechtbank «besprekende «dat de goederen, al zijn daarvan deelen door «een of enkelen verkocht, blijven behooren tot de gemeenschap; «dat zij in hun geheel blijven het gezamenlijk eigendom van al «de deelgenootendat niet de deelgenoot kan handelen met zijn «zoogenaamd aandeel als had hij daarover de volstrekte beschik - «king ook tegenover de andere deelgenooten, die leer komt mij «voor de eenig juiste en ware te zijn». Met die leer is ook in overeenstemming het arrest van het Hof te 's Hertogenbosch d.d. 10 Januari 1905 (W. v. h. R. n°. 8196; P. W. 9766) waarbij beslist werd, dat de kooper, die van één van meerdere erfgenamen diens onverdeeld aandeel in de on roerende goederen der nalatenschap koopt, niet gerechtigd is om van de overige erfgenamen te vorderen, dat zij met hem over zullen gaan tot scheiding en deeling van de onroerende goederen, dus van een deel der nalatenschap. Het beroep in cassatie tegen dit arrest werd verworpen door het arrest van den Hoogen Raad d.d. 23 Juni 1905, conform de conclusie van het O. M. (W. v. h. R. n°. 8249; W. P. N. R. n°. 1869). De Hooge Raad overwoog o. a.: «dat de deelgerechtigde in «eene nog onverdeelde nalatenschap volgens art. 1112 e. v.B. W. «scheiding en deeling dier nalatenschap van zijne mede-gerech- «tigden kan vorderen, doch hij niet het recht heeft deze te «dwingen tot de scheiding van een bepaald deel, zooals alleen «de onroerende goederen van die nalatenschap; «dat hij, zoolang de boedel ongescheiden is, niet heeft een van «dien boedel afgescheiden zelfstandig recht op een bepaald ge- «deelte van dien boedel, doch zijn recht op bepaalde goederen «van den boedel volgens art. 1129 B. W. van de toebedeeling «afhangt en eerst na de scheiding of den verkoop, volgens «art. 1122 B. W., kan blijken; «dat dus nu in dit geding vaststaat, dat de onroerende «goederen, waarvan scheiding en deeling werd gevorderd, behooren «tot de nog ongescheiden nalatenschappen der ouders van J. N. «M. S. deze niet het recht had zijne mede-gerechtigden tot «afzonderlijke scheiding alleen van dat onroerend goed te nood- «zaken en dat recht evenmin kan toekomen aan deze eischers,

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1918 | | pagina 65