66 Naar mijn bescheiden meening is deze vraag wel een nadere bespreking waard. Alvorens echter die te beantwoorden, zullen we beginnen met uit de Pinto het één en ander aan te halen (bi. 353 v-v-> dl. II1885). «De onderscheiding tusschen de «successio testamentaria» en die «ab intestato» bestond reeds in het Romeinsche en in het oud-Hollandsche regt. In het Fransche regt was een geheel andere weg ingeslagen. Dit noemde alleen erfgenamen hen, die als naaste bloedverwanten, «ab intestato», tot de erfenis van den overledene door de wet geroepen werden; zij traden in allen gevalle van regtswege in het bezit van al de goederen en regten van den overledene; terwijl zij, die bij uitersten wil gerechtigd waren verklaard om zelfs de geheele nalatenschap te beuren, altijd slechts legatarissen (légataires universels) genoemd werden, en, behoudens eene enkele uitzondering (art. 1006 C. N.), van de wettige erfgenamen de afgifte der nalatenschap moesten vragen of ten minste zich door den regter in het bezit daarvan moesten doen stellen. In de vroegste tijden echter schijnt ook hier te lande de erf opvolging bij uitersten wil niet toegelaten en alleen die bij ver sterf bekend te zijn geweest. Het Fransche stelsel evenwel schijnt hier te lande weinig bijval te hebben gevonden; het gaf aan de wettelijke erfgenamen de gelegenheid, om de bij uitersten wil geroepenen schromelijke moeielijkheden en hinderpalen in den weg te leggen en men was ook dikwijls verlegen om te weten, welke bepalingen op die zoogenaamde «légataires universels» al dan niet moesten worden toegepast. Men heeft deze en dergelijke vragen willen afsnijden en men is daarom tot het oude regt teruggekeerd, door zoowel hen, die door eenen uitersten wil, als hen, die door de wet tot eene nalatenschap geroepen worden, erfgenamen te noemen; door de éénen zoowel als de anderen van regtswege in het bezit te doen treden der nagelaten goederen en regten; door aan beiden de «petitio hereditatis» toe te kennen; in één woord, door beiden, als erfgenamen, op ééne lijn te plaatsen». Onze wet kent dus ook aan de erfgenamen ex-testamento de Saisine toe (al. 1 art. 833 I. B. W.), die het Land niet heeft, evenmin als een legataris. Immers erft het Land niet, maar haalt hetgeen nagelaten is, naar zich toe bij gebreke van erfgenamen; waar erfgenamen van rechtswege in het bezit treden van de nalatenschap, moet het Land zich door den rechter in het bezit

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1918 | | pagina 70