73 —5.956 Met L 15 en L 16 als gemiddelde afstanden der afleesbouten in 1915 en in 1916 en de uitkomsten der metingen van 1916 met de voornoemde bedragen herleid op het tijdstip Februari 1915, zijn de resultaten de volgende, uitgedrukt in millimeters: 0 d Mei 1916 Verschil Afwijkingen T) CTj Februari 1916. van het n H Q (gereduceerd). L 15L 16. gemiddelde. 89 L 15—5,802 L 16-6,237 0,435 0,028 90 —6,420 4- 0,464 4- 0 ,001 9i —6,643 —7,084 4- 0,441 0,022 285 —5,960 —6,444 4- 0,484 4- 0,021 286 —6,206 —6,670 4- 0,464 4- 0,001 287 —7,084 —7.572 4- 0,488 4- 0,025 Middelb. fouten Middelb. fouten Middelb. fouten 0,008 0,009 0,012 De afwijkingen in de waarden van L 15L 16, die ten hoogste 0,028 millimeter bedragen, kunnen geheel verklaard worden uit de toevallige waarnemingsfouten. Wordt aldus gedaan, dan volgt daaruit de conclusie, dat voor geen der draden eene toevallige lengteverandering tusschen Februari 1915 en Mei 1916 kan worden vastgesteld. Leiden, Delft," 23 Mel I917' De Rijkscommissie voor Graadmeling en Waterpassing, H. G. van de Sande Bakhuyzen, Voorzitter. Hk. J. Heuvelink, Secretaris.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1918 | | pagina 77