DE GRONDSLAGEN EN OECONOMISCHE BETEEKENIS
DER WISKUNDE.
Zoodra de oermensch zich rekenschap moest geven van de
wisselende verhoudingen tusschen de hem overigens riog onbekende
begrippen «ruimte» en «tijd» en hiertoe noopten hem reeds
zijne eerste pogingen om in de meest alledaagsche levensbehoeften
te voorzien was ook de kiem aanwezig, waaruit de mathe
matische wetenschap zich langzamerhand noodwendig moest
ontwikkelen.
De benamingen «Mathesis» en «Mathema» en [zxóyuz)
golden oorspronkelijk voor elke kennis of wetenschap, doch reeds
vrij spoedig verstond men er alleen de «wiskunde» onder, als
het gebied waarop de logisch denkende mensch zijne schoonste
triomfen vierde. Elk begrip in zijne kleinste bestanddeelen ont
leden en uit de aldus verkregen «elementen» een hecht en
logisch geconstrueerd gedachten-complex opbouwen, vormt den
grondslag van het wiskundig denken en op elk gebied van
den menschelijken geest heeft deze wiskundige denkvorm zijnen
machtigen invloed laten gelden; hij vormde als het ware eene
bestaansvoorwaarde voor den vrijen, zelfstandig denkenden mensch.
De wijsgeer-mathematicus Descartes drukte dit kort en kern
achtig uit in zijn gevleugeld woord: «Cogito, ergo sum» (Ik
denk, dus ik besta) en op dezen grondslag bouwde hij zijn wijs-
geerig stelsel.
Groot is de macht der wiskunde, ontzaggelijk de bekoring die
van haar uitgaat en schier onafzienbaar is haar arbeidsveld. Met
geniale hand ontwierpen hare grootmeesters hunne systemenniet
steeds werd daarbij de bruischende stroom hunner grootsche ge
dachten in behoorlijken vorm geboekstaafd, soms ontbrak zelfs
eene afdoende bewijsvoering. Moeielijk is daardoor vaak hun
gedachtenstroom te volgen; zelfs had de groote Laplace in een
bepaald geval ongevêer een uur tijds noodig om zelf in zijn
magistraal werk de «Mécanique Célesteden draad van
.zijn eigen gedachtengang weder te vinden. 't Is waar, vaak
Prof. Dr. R. Wolf, Handbuch der Astronomie, ihrer Geschichte und
Literatur. Bd. II, 509.