is wellicht nimmer eenig werk trouwer en met meer toewijding
gelezen dan de «Elementen» van Euclides; geen werk is
ook ooit van meer invloed geweest op den ontwikkelingsgang
der beschaving, dan dat van dezen strengen en scherpzinnigen
Alexandrijn, die op de vraag van zijnen beschermer Ptole-
maeus Soter: «of er dan geen korter weg was om de wiskunde
te leeren», boutweg antwoordde: «in de Wiskunde bestaat
geen afzonderlijke weg voor Koningen»! Niemand kon
aan de Universiteiten der i6e eeuw tot de magisterwaar-
digheid worden bevorderd, die niet de boeken van Euclides
had hooren uitleggen; waarschijnlijk liep het examen echter slechts
over de eerste boeken, althans het in het ie deel van Euclides
voorkomende theorema van Pythagaros, werd destijds schert
senderwijze genoemd de «Magister matheseos» en voor velen
vormde dit theorema dus blijkbaar de eindpaal hunner belang
stelling. J) Eeuw in, eeuw uit tot zelfs in dezen tijd golden
de «Elementen» van Euclides als het rotsvaste en eenig
mogelijke fundament der meetkundige wetenschap; totdat ook
hier de groote denkers van den nieuweren tijd zich genoopt
zagen den gezichteinder te verruimen en de meetkunde te be
vrijden van de knellende boeien, waarin zij door de ijzeren vuist
van den grooten Alexandrijn met forschen greep was geslagen.
De kegelsneden worden door Euclides niet in zijne «Ele
menten» behandeld, daar zij door de Grieken daar niet onder
werden gerekend en zoo is het tot op den huidigen dag ge
bleven; dit is zeer te betreuren, want de kegelsneden, die met
zuiver elementaire hulpmiddelen volledig en hoogst elegant
te behandelen zijn, zouden het aantrekkelijkste hoofdstuk der
gansche elementaire meetkunde kunnen vormen. 2)
Menechmus, een leerling van Plato (430347 voor Chr.)
ontdekte reeds de kegelsneden, door hem genoemd «de Snee
van den scherpen, den rechten en den stompen kegel»; bij de
behandeling dezer kromme lijnen door Euclides omstreeks
330 voor Chr. wordt gebruik gemaakt van de werkwoorden
èXXsixetv, napxficcMeiv' en vxspfixXXsiy, als voorloopers van de namen
81
J) Prof. Dr. P. H. Schoute. De Kegelsneden in de Projectivische
Meetkunde. Blz. 10.
2) Prof. Dr. Hk. de Vries. «De Vierde Dimensie». Blz. 8.