86 en wel hoofdzakelijk op het gebied der arithmetisch-algebraïsche wetenschappen. Geen tijdperk is wellicht rijker geweest aan schitterende ont dekkingen op elk gebied dan de 17e eeuw, de gouden eeuw ook voor de wiskundige wetenschappen. De behoefte der zich snel ontwikkelende «Astronomie» aan goniometrische en trigo nometrische formules en tafels bracht Neper reeds in den aanvang dezer eeuw tot de samenstelling van zijn eersten logarithmen- tafel, doch eene geheele ommekeer op het gebied der wiskundige wetenschap werd in 1637 ingeleid door Descartes, die de grond slagen legde voor de «analytische meetkunde». Zijne plaats bepaling van een punt in het platte vlak door twee Coördinaten omstreeks 1700 door Parent uitgebreid tot toepassing op de ruimte door middel van drie bracht de meetkunde volkomen onder het bereik van de stelkunde. Een 50 tal jaren later werd eene niet minder belangrijke schrede voorwaarts gedaan door Newton en Leibnitz, die onafhankelijk van elkander en schier gelijktijdig de grondslagen legden voor de differentiaal- en integraal rekening, terwijl zich daarnevens de waarschijnlijkheids rekening ontwikkelde, die door onzen Johan de Witt voor het eerst werd toegepast op het levensverzekerings- en lijfrentewezen. Doch ook op ander gebied traden groote denkers baanbrekend op; kort na den dood van Kepler deed Blaise Pascal in 1638 op nauwelijks 16 jarigen leeftijd de ontdekking, gewoonlijk aangeduid met de benaming «hexagrammum mysticum* en beschreef deze het wondere spel der koorden en raaklijnen eener kegelsnede in een werk, dat tengevolge van de groote belangstelling, welke de cartesiaansche Coördinatenleer spoedig daarop overal wekte aanvankelijk weinig de aandacht trok en eerst later behoorlijk werd gewaardeerd. Zijn tijdgenoot de geniale doch ietwat zonder linge Lyon'sche bouwmeester Girard Desargues deed eene eerste poging om de «evenwijdige» lijnen in te deelen bij de «snijdende», zoodat in de plaats van de drie categorieën van rechte lijnen, welke denkbaar zijn: «snijdende», «evenwijdige» en «kruisende», slechts twee, n.l. de «snijdende» en de «krui sende» over zouden blijven. Aan zijn brein ontsproot het stout moedige begrip «oneindig ver snijpunt», van zoo groote be- teekenis voor de verdere ontwikkeling en de oeconomie van den

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1918 | | pagina 94