betreffende eene geheel willekeurige ruimte, Euclidisch of
niet, en drie of meerdimensionaal, waarmede de hyper-
geometrie op deugdelijken grondslag werd gevestigd en tevens
de betrekkelijkheid werd geopenbaard van alle meetkunstige
grondwaarheden.
Deze betrekkelijkheid van alle meetkunstige grondwaarheden
heeft ook weerklank gevonden in de opvattingen der «Relati-
visten» Einstein, Minkowski, Lorentz l) en anderen. Ier
verklaring van optische en electrische verschijnselen wordt aan
genomen, dat de wereldruimte gevuld is met een bizonder medium
«den stilstaanden aether»; de hemellichamen bewegen zich
daardoor heen zonder den aether mede te voeren en een lichtstraal
plant er zich door voort met eene volkomen constante snelheid.
Een lichtstraal zal dus ten opzichte van de door den aether
voortsnellende aarde waardoor deze dus als 't ware een
«aetherwind» tegemoet waait verschillende snelheden
moeten hebben, naar mate deze straal gericht is in denzelfden
of in tegengestelden zin van de bewegingsrichting der aarde
of ook wel volgens eene lijn, loodrecht op deze bewegings
richting.
Michelson en Morley hebben echter door middel van eene
interferentieproefneming waarbij dit verschil nog onbetwistbaar
moest kunnen worden geconstateerd aangetoond, dat dit verschil
in snelheid in werkelijkheid niet bestaat. Volgens eene door
Lorentz en Fitzgerald opgestelde hypothese, zou deze negatieve
uitkomst moeten worden toegeschreven aan de omstandigheid,
dat alle voorwerpen, die zich door den aether voortbewegen, in
de richting der beweging ietwat worden ingedrukt Lorentz-
verkortingterwijl de afmetingen in eene richting loodrecht
daarop onveranderd zouden blijven. Eene meetstaaf, die stil
stond ten opzichte van den aether zou dus, wanneer zij in hare
lengteriching werd voortbewogen, automatisch ietwat korter
worden en dat dit verschil in lengte niet kan worden geconstateerd,
komt eenvoudig daardoor, dat de vergelijkingsstaaf in dezelfde
mate wordt verkort.
go
prof. H. A. Lorentz. Het Relativiteitsbeginsel. (Bewerkt door W.
Kees om). Archives du Musée Teyler, I9Ï4- Serie III, Vol. II.