139
Er kan zich ook een combinatie van de beide gevallen voor
doen. De nieuwe grenzen zijn werkelijk anders dan vroeger is
opgemeten, maar de oude, die op de kaart voorkomen zijn anders
afgebeeld dan ze in werkelijkheid hebben geloopen. Men moet
dan eerst in de kaart de werkelijke loop dier oude grenzen zoo
goed mogelijk afbeelden en daarna bepalen uit welke oude per-
ceelen de nieuwe toestand is ontstaan. In vele gevallen zal zulk
een reconstructie min of meer vaag zijn; de landmeter zal in
geval van twijfel zoodanig beslissen, dat ieders belangen zoo
goed mogelijk gediend zijn.
De verwijzing bepaalt de tenaamstelling (art. 88, i). Zou blijkens
de verwijzing een perceel uit 3 oude perceelen voortkomen, op
verschillende namen staande, dan moet het nieuwe perceel op die
3 namen gezamenlijk worden geboekt.
Afwijking van deze regel mag plaats hebben: wanneer het
gedeelte, dat vereenigd wordt, is overgedragen, en daarvan blijkt
uit een overgeschreven akte (zie het Reg. 9) of wel, wanneer er
veranderingen in den eigendom hebben plaats gehad, als gevolg
van natuurlijke oorzaken, welke bij de opneming te velde zijn
gebleken, (art. 88, 1.)
De belangrijkste van deze laatste veranderingen zullen wel zijn:
die bedoeld in art. 644 B. W. (het ontstaan van eilanden en platen),
art. 646 en 647 (het veranderen van de bedding van een stroom),
art. 650 (overstuiving van een duin), art. 651 (aanspoeling),
art. 654 (afschuiving en aanwerping), afslag (art. 577, 578).
Als ik de nieuwe voorschriften goed begrijp, is hiermee het
systeem van verwijzing en tenaamstelling compleet. De ver
wijzing legt het verband tusschen de perceelen op het terrein.
Voldoet het systeem echter aan de eischen, die men er aan
stellen moet?
Wij kunnen die vraag slechts beantwoorden, nadat wij de
bedoeling van de verwijzing wat nauwkeuriger hebben nagegaan.
Waarom verwijzen wij?
Om de verwijzing zelve? Is het verband der opvolgende per
ceelen een verzameling gegevens met zelfstandige waarde? Ik
geloof niet, dat iemand de verwijzing daarvoor raadpleegt. En
mocht een enkele gevonden worden, dan zou de bijhouding voor
zoo'n op zich zelf staand geval veel te duur zijn. De verwijzing
kan daarom slechts zin hebben als zij noodig is voor de belasting-