opgemaakt tengevolge van aanwas en hij daaruit dus buiten de verwijzing om de conclusie trekt, dat het perceel tóch met de hypotheek is belast. De in art. 67 voorgeschreven regel ver wijdert ons bovendien van de juiste voorstelling van zulk soort perceelen. De perceelen duin, en die langs een duin gelegen, de oeverperceelen, het strand, de rivier, de zee, zijn niet perceelen waar zoo nu en dan eens iets bijgevoegd wordt of afgenomen wordt van de naburige perceelen, maar het zijn perceelen met bewegelijke grenzen, perceelen die zich door hunne natuurlijke gesteldheid voortdurend anders voordoen, waarvan men de grens niet kan vast leggen. Men kan slechts, om toch maar een af beelding te hebben, de toestand van een bepaald oogenblik in kaart brengen. Men laat de kaart met rust, tot het verschil zoo belangrijk wordt dat nieuwe opmeting noodig is. Wat wij dan opmeten is weer de bewegelijke grens op een zeker oogenblik, m. a. w. dezelfde grens die hij vroeger gemeten hebben. Als wij in het tijdsverloop tusschen 2 opmetingen de grens dagelijks hadden opgenomen, zouden wij er niet aan getwijfeld hebben, dat wij op 2 opvolgende dagen dezelfde grens hadden opgemeten. Nu het verschil door het groote tijdsverloop wat groot is geworden, komt de verwarring. De nieuwe regeling der instructie past geheel bij de opvatting zooals die al jaren lang in art. 67 7e was voorgeschreven. Een feit is echter, dat de opvatting van de bewegelijke grenzen tot voor de nieuwe instructie door het meerendeel der landmeters is gehuldigd. Men heeft de perceelen behandeld, zoo als men de perceelen behandeld heeft, die vroeger verkeerd zijn aangewezen de beide perceelen langs de bewegelijke grens uit zich zelf ver wezen; behandeld als redreszou een landmeter zeggen. Door deze behandeling gaven de registers de hypothecaire toestand juist weer. De wijzigingen der instructie, waardoor de verwijzing eindelijk naar algemeene regels is voorgeschreven, moet als een groote verbetering worden aangemerkt. Bij de uitwerking van het systeem is echter niet voldoende het oog gehouden op de omstandigheid, dat de verwijzing geen zelfstandige beteekenis heeft, in hoofdzaak moet dienen om aan de behoeften der hypothecaire boekhouding te voldoen en dus in de eerste plaats aan die behoefte moet worden aangepast. 142

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1919 | | pagina 142