166
Junushof, waar in prettige stemming en hoopvolle verwachting
het oogenblik der opening werd verbeid.
De voordrachten der kadastrale lectoren werden voorafgegaan
door eene rede van Prof. Diep er ink, Voorzitter van het College
van bestuur van den Landmeterscursus, waarin de totstandkoming
van den cursus werd geschetst als een feit van groote beteekenis,
zoowel voor de Landbouwhoogeschool, als voor het Kadaster,
wiens ambtenaren reeds een lange reeks van jaren hebben geijverd
voor eene doelbewuste opleiding. Uiteen werd gezet, welke eischen
aan den landmeter van den tegenwoordigen tijd moeten worden
gesteld, ten opzichte van zijne wetenschappelijke vorming met
het oog op de doorvoering bij zijnen arbeid van de nauwkeurig
heid, bereikt bij de nieuwe Rijksdriehoekmeting, eene voorwaarde
van zoo groote beteekenis bij de toenemende waardevermeerdering
vau den grond.
Gewezen werd verder op het feit, dat de openbare meening
als ware het een axioma aan het kadaster den eisch
stelt, dat de rechten van den eigendom bij het kadaster veilig
moeten zijn, in zooverre het de vastlegging der grenzen betreft
en hunne reconstructie, wanneer zij verloren mochten zijn geraakt.
Moge de vraag of een eigendomskadaster mogelijk is, met recht
een strijdvraag zijn geweest, de ervaring, bij de proefhermeting
te Dieren opgedaan, bevestigt de technische mogelijkheid.
Groot is ook het aandeel van den landmeter in de bijhouding
der boekhouding van den grond; hij verschaft de gegevens om die
boekhouding ongestoord voort te kunnen zetten. Eene grondige
kennis van administratief, burgerlijk en agrarisch recht is
daarvoor noodig. Eischt het gemeenschapsbelang eene verbeterde
indeeling van den bodem, dan komt de landmeter slechts zelden
alleen als registrator van den wil der partijen op het terrein, doch
meer als den raadsman naar wiens inzichten, ten opzichte van de
bodem-indeeling, men zich gaarne zal voegen. Voor den landmeter
mag dit nooit alleen een mathematisch probleem zijn; den grond
zal hij moeten beschouwen als onderdeel der ruimte, als woon
plaats van den mensch en als productiefactor. De waardever
meerdering van den grond en het grootere gewicht, dat in den
huidigen tijd aan de gemeenschapsbelangen moet worden gehecht,
brengen mede, dat met eene technische vorming alléén voor den