Is voorbereiding van de landmeters tot schattingswerkzaam-
hedën mogelijk en gewenscht?
Ik had, Mijnheer de Voorzitter, deze vraag liever anders ge
steld gezien:
«Is 't volgen van een cursus door de landmeters, zooveel mogelijk
den landmeterscursus wat de landbouw- en cultuurtechnische
vakken betreft nabij komende, gewenscht en mogelijk?
De inrichters van den landmeterscursus te Wageningen blijken
met de eischen, die de ruilverkaveling aan den landmeter stelt,
rekening te hebben gehouden.
De Landmeter is voor de ruilverkavelingswerkzaamheden de
aangewezen persoon.
De Commissie «Ontginning», ingesteld door het Nederlandsch
Landbouwcomité, draagt in het door haar in 1908 opgesteld ont
werp wet op de ruilverkaveling de uitvoering op aan een landmeter,
al of niet in samenwerking met een commissie.
Dat ook de Regeering zich op dit standpunt stelt, blijkt uit
het leerplan van den landmeterscursus te Wageningen.
De landmeter die een ruilverkaveling heeft uit te voeren, kan
zich om maar eens iets te noemen voor de vraag zien
gesteld, of een stuk grond b.v. al of niet geschikt is voor weiland
of daarvoor door afwatering al of niet geschikt is te maken. Hij
moet kennis hebben op 't gebied der ontginning: Van alle hei
kan men geen weiland maken of bouwland; soms is ze alleen
maar geschikt voor den aanleg van dennenbosch. Dat hij hier
mede rekening houdt, is bij de verdeeling onder de eigenaren
van groot belang.
Van niet minder belang is het vaststellen van de waarde der
verschillende eigendommen.
Genoeg om aan te toonen de wenschelijkheid van de kennis
van de kuituurtechniek, in ruimen zin genomen.
In de memorie van toelichting, behoorende bij het ontwerp van
wet op de ruilverkaveling, opgesteld door de commissie «Ont
ginning», waarover ik zoo even reeds heb gesproken, lezen we o.a.:
«Neemt de ruilverkaveling hier te lande een vlucht slechts half
zoo groot als in de Rijnprovincie deze provincie is ongeveer
even groot als ons land «dan nog zal het onderwerp der op
leiding van het met de uitoefening van den maatregel te belasten
personeel onverwijlde voorziening vragen».
184