Het bezwaar daartegen van de Commissie (blz. 251 van het verslag), uit beginsel: «dat geen grenzen bij het kadaster mogen worden «aangenomen, vóórdat zij als grenzen van zakelijk recht zijn ontstaan», begrijp ik niet bij een kadastrale kaart als de onze, die immers vol staat van zulke grenzen. Een technisch bezwaar is nog, dat men bij voorafgaande meting niet vrij is in het kiezen van de meetlijnen, zoodanig dat dier ligging op de beste wijze kan worden verzekerd, zoodat ze ook voor latere bijhouding kunnen dienen en gemakkelijk weer worden opgezet. Na den aanleg van weg of kanaal zal menig verzekerd punt teloor zijn gegaan, onder de verharding of misschien zelfs in 't water blijken te liggen. Een ander technisch bezwaar is, dat de metingen niet kunnen worden uitgesteld tot het daarvoor geschikte seizoen of tijdstip de meetbrief kan niet wachten. Menigmaal zullen te velde staande vruchten, in aanbouw zijnde huizen, tijdelijke plaatselijke hooge waterstanden verhinderen, dat aan de vaste punten worde aangesloten. «Een exemplaar van de meetbrieven moet worden nedergelegd «op het hypotheekkantoor». Dat zal ten gevolge hebben, dat de I. V. de verificatie der metingstukken gedeeltelijk aan de be waringen zal moeten verrichten, want de bewaarders zullen die meetbrieven ongaarne willen afgeven en kunnen die in elk geval niet naar het bureau van den I. V. verzenden, wanneer dat op een andere plaats is gelegen. Tijdroovend en kostbaar zal ook zijn, dat de eigenlijke werken gelegen binnen de eerst opgenomen eigendomsgrenzen, de kanalen, bruggen, gebouwen enz. later nog eens apart zullen moeten worden gemeten en in kaart gebracht. Behalve de Staatscommissie van 1906 heeft ook die van 1867 een voorstel gedaan, waardoor de aansprakelijkheid der bewaarders 46

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1919 | | pagina 46