59
gestelde interestrekening toe, dan blijkt dat de kosten en de
accressen elkaar ongeveer dekken.
Dat wil dus zeggen dat de belastingplichtigen gedurende 10
jaren bijna 12 millioen aan belasting in hoofdsom opbrengen,
■waarvan weinig of niets in de schatkist komt!
Gesteld de bijhoudingsdienst van den kadastralen belasting
grondslag der gebouwde eigendommen werd afgeschaft, doch de
belastinggrondslag door eene herziening telkens na tien jaren bij
gehouden, dan zou dit, voor de eigenaars een voordeel zijn van
12 millioen gulden in den vorm van een automatischen vrijdom
van verhooging der belasting voor den tijd van i a io jaar, al
naar gelang de stichting, bijbouw enz. aan het eind of het begin
der tienjarige periode plaats vond.
Doorgrondt men de beteekenis dezer cijfers, gaat men na hoe
de kosten konden klimmen tot zoo hoog bedrag, dan rijst al
aanstonds het vermoeden, dat de oorzaak voornamelijk moet schuilen
in al den tijd en de kosten, besteed aan de bijhouding van het
zoogenaamde kleine goeddat zijn de veranderingen die voort
durend worden gebracht in den plattegrond der gebouwen of in
het aantal bijgebouwen. Alleen daardoor wordt het verklaarbaar
dat, in weerwil van den levendigen woningbouw vóór den oorlog,
bij de uitbreiding van steden en dorpen, die verreweg het grootste
contingent levert in het jaarlijksch accres der grondbelasting,
veel meer dan de bijhouding ervan kost, er toch voor de schatkist
geen overschot is binnen io jaren van de hoofdsom der belasting.
Doch hoe sterk het vermoeden moge zijn, een afdoende bewijs
voering wordt alleen door becijfering verkregen.
De ambtenaren van den schattingsdienst beweren, dat de groote
stijging van het accres in de laatste jaren vóór den oorlog voor
namelijk is te danken aan de uitbreiding van den opsporingsdienst
der kommiezen in 1909. Vergelijkt men echter over een reeks
van jaren de accressen in de belasting der gebouwde eigendommen
blijkens het kadaster met die in de huurwaarden dier eigendommen
blijkens de personeele belasting, of met het aantal perceelen in
die belasting aangeslagen, of met het aantal huwelijken en ge
boorten of met andere statistieken, welke eene weerspiegeling
geven van de volkswelvaart, dan ontwaart men telkens hetzelfde
verschijnsel n.l. dat de inzinking, na de economische crisis in
1907, gevolgd werd door algemeene welvaart in de laatste jaren