vóór den oorlog en die zich o. a. openbaart in 'toenemenden woningbouw. Intusschen, het valt niet te ontkennen dat na de uitbreiding van den opsporingsdienst het aantal zoogenaamde controleursposten, als «klein goed» ter opmeting geboekt, belangrijk steeg. Stichting van hoofdgebouwen werd ook vóór 1909 door het register 32 door den gemeente-secretaris geregeld ter kennis van den schattings- dienst gebracht en vooral na de invoering der woningwet kwam het zoo zeldzaam voor dat stichting zonder bouwvergunning van een hoofdgebouw gedurende enkele jaren niet ter kennis kwam van den schattingsdienst minder dan één op 1000 nieuwe gebouwen dat de invloed daarvan op het accres mag worden verwaarloosd. We mogen daarom aannemen dat de stijging van het aantal controleursposten in 1910 a 1913 uitsluitend bestond uit «klein goed», te eer, wijl ook vóór dien tijd het kleine goed reeds de overhand had. Om nu het aantal posten bij benadering te bepalen dat op de credit-zijde van den opsporingsdienst der kommiezen mag worden gesteld en die ik kommiezenposten zal noemen, ben ik te werk gegaan als volgt: Uit de statistiek van het aantal controleursposten, geboekt in elk der jaren sinds 1896, heb ik afgeleid eene rechte lijn, zoodanig getrokken over dat jaar, dat de som van het aantal posten in elk der volgende jaren tot 1909 boven of beneden die lijn als positief en negatief genomen, gelijk nul is. Daarna heb ik die lijn verlengd over de jaren 1910 a 1913 en voor die jaren het aantal boven die lijn gelegen posten berekend. Korter uitgedrukt: uit het gemiddelde der voorafgaande jaren heb ik afgeleid het aantal kommiezenposten in 1910 a 1913. Dat aantal bedraagt in die vier jaren 17.337 dus gemiddeld per jaar 4334 of 12°/0 van het geheele aantal controleursposten. Vervolgens heb ik uit de bijlagen, door het bestuur der Ver- eeniging voor kadaster en landmeetkunde gevoegd bij een adres aan den Minister van Financiën d.d. 2 Dec. 1912, van 494 posten «klein goed» aan 27 bewaringen verzameld in tallooze gemeenten, nagegaan de schatting der perceelen vóór en na de verandering. Daaruit bleek eene verhooging der belastbare opbrengst gebouwde eigendommen in totaal van ƒ6981 of ƒ14.13 per post, dus ƒ0.69 aan belasting. Hieruit valt af te leiden, dat de 4334 kommiezen- 6o

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1919 | | pagina 60