6 eigenaren van naast elkander liggende perceelen op hunne ge meenschappelijke grenzen zullen botsen. Als normale toestand werd daarom aangenomen, dat de loodrechte vlakken, welke door de grenzen gaan, in verticale richting den omvang van den grond eigendom bepalen. Tot hoever strekt deze eigendom echter naar beneden, tot hoever naar boven? Met andere woorden, waar liggen de horizontale grenzen van het eigendomsperceel? Vroeger huldigde men den regel, dat het recht van den grond eigenaar zich tot op onbeperkte diepte en hoogte kon laten gelden; «Cuius solum eius usque ad Coelumgold destijds voor het recht van den grondeigenaar in opwaartsche richting, doch reeds sedert langen tijd is met dit beginsel gebroken. Zoo beschikt over de in den grond voorhanden mineralen niet de eigenaar van den bodem, doch de Staat, overeenkomstig de bepalingen onzer Mijn wet. Ook moet de eigenaar van den bodem de electrische leidingsdraden dulden, welke van bevoegde zijde boven zijn eigen dom zijn gespannen en kan hij slechts vorderen deze hooger aan te brengen, indien de groei zijner boomen of de verhooging zijner gebouwen dit noodzakelijk maken. Vliegtuig en luchtschip door kruisen ongehinderd de luchtkolom boven zijn grond; slechts wanneer door uitgeworpen ballast schade wordt aangericht, kan hij daarvoor vergoeding vragen. Ook naar beneden en naar boven bestaan dus bepaalde horizontale grenzen, waarbuiten het recht van den grondeigenaar niet meer reikt. Overeenkomstig de be stemming zal het grondstuk den eigenaar moeten kunnen dienen en deze zal daarvan alle voordeelen moeten kunnen genieten, welke hij volgens den stand der techniek daarvan in redelijkheid zou kunnen verwachten. «Daarom zegt Prof. Suyling liggen de grenzen van den grond naar boven en naar beneden, waar de zone van nuttige exploitatie voor den redelijken mensch ophoudt. Reikten zij verder, aan het eigendomsrecht, dat in het belang der maatschappij erkend is, zou de eigenaar de bevoegdheid kunnen ontleenen, derden enkel voor zijn persoon lijk genoegen te hinderen. Tot het doen van dit vernederend spel wordt echter geen recht, ook niet het eigendomsrecht geschonken.» De normale omtrek van den grondeigendom wordt dus bepaald door de loodrechte vlakken opgericht op de grenslijnen, met Themis, 1916, blz. 345.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1919 | | pagina 6