DE ACHTERSTELLING VAN HET KADASTER. (Verkort weergegeven voordracht). Sprekende over achterstelling van het kadaster is daaronder, met betrekking tot de demonstratie van heden, die minder het karakter eener feestelijke bijeenkomst, dan wel van een openbare klacht of zelfs aanklacht draagt, in de eerste plaats te begrijpen: achterstelling van de landmeters en de uit hunne rangen voort komende hoofdambtenaren van het kadaster en der domeinen. De positie van een dienstvak wordt o. a. bepaald door de waar deering van de arbeidsprestatie van den ambtenaar van het dienstvak door zijn werkgever, den Staat, in den vorm van zijn bezoldiging m. a. w. het aanzien van een dienstvak is o.a. afhankelijk van de daarbij toegekende salarissen. Maar ook het omgekeerde is waar: hoe belangrijker plaats het dienstvak in de Staatshuishouding inneemt, hoe hooger de bezol diging; met deze restrictie, wel te verstaan, dat de stijging der bezoldiging in veel langzamer tempo gaat en dat de stuwkracht der ambtenaren zelf noodig is om niet al te zeer in slakkengang te blijven voortsukkelen. Wij weten het allen: verbeteringen werden nimmer anders dan door jarenlang vragen en dringen verkregen. Dit is feitelijk de omgekeerde wereld; immers niet alleen moreel maar zelfs uit gewoon eigenbelang is de Staat verplicht, eigener beweging, zijn ambtenaren voldoende te salarieeren. Het strekt den Staat waarlijk niet tot eer, dat zijn ambtenaren om een be hoorlijke bezoldiging moeten vragen, ja bedelen. Andere factoren, die stijging der waardeering van de ambtenaars prestatie, uit een oogpunt van logica en billijkheid tengevolge moeten hebben, zijn onze verbeterde, thans universitaire opleiding en het toenemend nuttig effect voor de gemeenschap van ons dienstvak. In een reeks artikelen in de Maasbode van begin Januari 1919, getiteld «Ambtenaarsle.ven», hekelt onze collega de heer A. F. van Beurden te Roermond op geestige wijze verschillende mis standen in de ambtelijke wereld o. a. sleur en bureaucratie; zijn gemoedelijk betoog, dat voornamelijk de landmeters betreft, bevat een sterke aanklacht tegen de achterstelling van ons corps ten opzichte van in opleiding, kennis en ervaring met ons gelijkstaande ambtenaren. Het kadaster heeft zich nimmer kunnen verheugen in een waar» 7i

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1919 | | pagina 71