79
Ik doel hiermede op het adres met memorie van toelichting d.d.
24 Februari 1919 aangeboden aan Z. E. den Minister van Finan
ciën. Hulde aan ons bestuur en speciaal aan den samensteller
der memorie voor zijn in alle soberheid zoo onweerlegbare be
wijsvoering. Wij sluiten ons volkomen aan bij het betoog der
memorie voor gelijkstelling der landmeters met de inspecteurs
der directe belastingen en van de ingenieurs-verificateur met de
directeuren der directe belastingen en der registratie.
Wij willen ons met het bestuur «hoeden voor den schijn het
«gewicht van andere ambten te kleineeren, al vreezen wij aller-
«minst een vergelijking met andere ambten op het punt van
«belangrijkheid of gewicht».
Wij vallen geen ander dienstvak aan, wij vechten niet tegen
personen, wij trachten een bestaand, naar onze meening volkomen
onjuist, verouderd stelsel te doen vervangen door een nieuw- en
beter stelsel en wij zijn er van verzekerd, dat ieder onbevoor
oordeelde, die de moeite doet kennis te nemen van onze grieven,
overtuigd zal worden van ons goed recht.
Wij hopen dat de permanente salaris-commissie weldra tot die
overtuigden zal behooren wij zullen in afwachting van haar advies
opnieuw vertrouwen en hoopvol uitzien, overtuigd als wij zijn,
dat wij slechts vragen opheffing van ongemotiveerde achterstelling.
Maar ditmaal zullen wij het daarbij niet laten. Wij moeten
eensgezind en met terzijde stelling van kleine verschillen van
inzicht strijden, niet alleen voor salarisverbetering maar even
krachtig voor de vrijmaking van het kadaster van bestaande en
dreigende overheersching van andere takken van dienst. Daartoe
moeten wij het bestuur van K. en L. en het salaris-comité der
ingenieurs-verificateur krachtigen steun geven door als één man
achter hen te staan bij alle verdere maatregelen, die ter bevor
dering der voldoening aan onze wenschen noodig zijn.
Daartoe moet er van deze bijeenkomst uitgaan een luid protest
tegen de achterstelling van het kadaster
Wij moeten de groote trom gaan roeren; wij moeten onze
grieven gaan uitbazuinen, want van een demonstratie als de onze
van heden is alleen dan resultaat te wachten, als daaraan zoo
groot mogelijke publiciteit wordt gegeven, waartoe wij dus een
beroep moeten doen op de pers.
Laat ons den Minister, de Volksvertegenwoordiging en de Per-