9 gebouwd en vaak ook kunnen erkers, balcons of andere uit bouwsels zijn aangebracht, welke wellicht de normale begren- zingsvlakken van het beschikkingsrecht doorsnijden. In den regel is in al deze gevallen het nadeel, dat de buurman moet lijden, vrij onbeduidend tegenover de enorme kosten, welke de ander zich zou moeten getroosten, om het scheefgezakte of overgebouwde bouwwerk binnen de normale grenzen zijner be voegdheid terug te brengen. Letterlijke toepassing der wet leidt ook hier dus tot schromelijke onbillijkheid; ook de rechter voelt dat, doch bij de starre opvattingen welke vooral gedurende de 19e eeuw heerschten, ten opzichte van de verhouding T:usschen rechter en wet, was slechts eene woordelijke interpretatie geoor loofd en aanvaardde men dan ook de consequenties daarvan, zij het dan ook onder de verzuchting (Lex dura, sed Lex». Thans gaat eene mildere strooming door onze jurisprudentie. «Enkel omdat het eigendomsrecht, gelijk alle recht, in redelijk heid moet worden uitgeoefend, behoeft de ééne eigenaar van den ander geen schreeuwende onbillijkheden te dulden. Met eene schadevergoeding zal dus de eigenaar, die even over de grens bouwde, zijn misstap kunnen goedmaken, als de afbraak van zijn huis, vergeleken met het onrecht den buurman aangedaan, voor hem een onevenredig groot nadeel zou beteek en en».1) Zoo veroordeelde de Amsterdamsche Rechtbank bij vonnis van 11 Januari 1915 den gedaagde van Bommel dan ook alleen tot schadevergoeding, omdat hij te Watergraafsmeer op zijn terrein een huis had gebouwd, waarvan de muur overhing over het terrein van den eischer Geel, en wel tot eene diepte van 14 centimeter op eene hoogte van 12 Meter. Wel is de moti veering der beslissing ietwat gedwongen, daar de rechter zich afpijnigde om een betoog te leveren, dat tegelijk aan de wet en de gebruikelijke methode van wetsuitlegging kon worden aan gepast, doch het gewenschte resultaat werd bereikt en de regel dus weder hoog gehouden, dat alle recht in redelijkheid moet worden uitgeoefend. Ziedaar zegt Prof. Schol ten wat de rechtbank aan de eischende partij had moeten voorhouden: «gij misbruikt Uw recht door afbraak te vorderen van een muur, die op 12 Meter hoogte veertien Centimeter uitsteekt, het nadeel, Prof. Suyling in Themis 1916, Blz. 347.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1919 | | pagina 9