zeker voldoende. Een en ander doet men echter veel gemak kelijker, wanneer het verband tusschen lijnen, grenzen en huizen voortdurend is gehandhaafd, zoodat doorgaans slechts enkele maten behoeven te worden gecontroleerd of uitgezet en bijvoorbeeld alle overbouwingen reeds automatisch vaststaan, dan dat men zonder dit verband aan de techniek der aparte punten moet be ginnen, met alle zwarigheden, welke daaraan in dit terrein op den duur zijn verbonden. Daarbij komt, dat men ook om de aparte punten zelf de ge bouwen niet eens zou kunnen missen. Immers, wanneer men het daarmee werkelijk zou willen doen, dan had men er in de huizenterreinen een ontzaglijk getal noodig als men den prac- tischen steun der zooveel bruikbaarder huizen voor de grenzen en lijnen in hunne omgeving benaderen wilde, dikwijls zelfs meer dan het gebouwen. En tegelijk is de kans op verstoring bui tengewoon groot, zoodat het dubbel noodig wordt, om ze ge makkelijk te kunnen controleeren. Al had men dus oorspronkelijk de bedoeling, de huizen niet te meten, dan was het grootste deel achteraf toch weer noodig, om er de vaste punten en de meet lijnen daartusschen aan te verbinden. Dit te meer, omdat het ook tegenover die punten eene daad van wijs kadastraal beleid blijft, geen enkele scherpe en duurzame aanmeting te verwaar- loozen. Aan de huishoeken alleen heeft men daarbij echter niet genoeg. Want, om die hoeken en hunne telkens wisselende versnijding met den grond te kunnen controleeren, vergissingen te voorkomen en niet dadelijk bij eene kleine verandering of beschadiging vast te zitten, moet men weer de hoofdafmetingen kennen. Zoo komt men dus ook hier weder bij de gebouwen terecht. Eindelijk zij er nog op gewezen, dat diezelfde soliede gebouwen toch ook moeten worden opgenomen voor de gróndbêlasting. En daar stellen velen zich nu misschien wel een heel vluchtige be handeling van voor, doch dat is meer schijn dan werkelijkheid. Immers, als men het belastingkadaster tot in de onbepaalde toe komst nauwkeurig in orde houden wil, dan is ook daarbij nog allerminst van vluchtigheid sprake en kunnen bijvoorbeeld geens zins worden hervat de methoden van vóór 1880, welke het stelsel van 1830 na een vijftig jaar reeds aan den rand van zijn onder gang hadden gebracht. Al kan dus de behandeling in het alge- iog

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1920 | | pagina 109