van overgang. De tot dusver gebruikelijke wijze van schatten
schijnt baar tijd te hebben gehad. Een algemeene herziening,
vermoedelijk naar de verkoopwaarde, staat voor de deur, doch
hoe het daarna gaan zal, dat is nog geenszins uitgemaakt. Allerlei
zaken, en niet slechts onderdeelen, laten nog ruimte voor tal van
gissingen. Zoo doet zich bijvoorbeeld in den Taatsten tijd de
mogelijkheid van eene eigen aangifte voor, weliswaar als voor-
loopig bedoeld, doch die men zich eveneens definitief kan denken.
En zelfs is het niet uitgesloten, dat op den duur de geheele
grondbelasting als zoodanig zal verdwijnen, om eenvoudig te
worden opgenomen in eene algemeene inkomstenbelasting.
Wat 'daar echter van zij, op het oogenblik hebben wij in ieder
geval nog met eene afzonderlijke grondbelasting te maken. En
of deze nu wördt geheven naar de belastbare opbrengst, dan wel
naar de verkoopwaarde, al of niet met eigen aangifte, wanneer
men als algemeene voorwaarde stelt, dat de aanslagen over het
geheele land met elkaar in behoorlijk verband moeten staan
het eenige middel, om grove ontduiking eenerzijds en onbillijkheid
anderzijds te voorkomen en tegelijk de opbrengst zoo groot mo
gelijk te maken dan zullen zij toch alle regelmatig ambtshalve
moeten worden, hetzij eenvoudig gecontroleerd, hetzij volledig
vastgesteld, en komen zoowel de schattingswerkzaamheden als de
diensten, welke het kadaster daarbij heeft te bewijzen, grooten-
deels op hetzelfde neer.
Dat geldt niet alleen voor de algemeene herziening, maar ook
voor alle veranderingen, welke daarna ontstaan. Meting en schatting
moeten voortdurend worden bijgehouden en wel zoo, dat geen
enkele volgens de voorschriften verplichte aanslag wordt verzuimd
en dat men tevens nauwkeurig weet, op welk eigendom of onder
deel daarvan deze betrekking heeft. Dat is evenwel niet een
voudig. Ook al laat men den arbeid, aan dc eigendomsovergangen
verbonden, welke toch al grootendeels uit anderen hoofde moet
geschieden, benevens mogelijke belasting veranderingen in het on
gebouwd, als zijnde van minder bezwaar, terzijde, dan geven de
overschietende veranderingen in het gebouwd nog altijd eene
geweldige hoeveelheid werk, reeds voor de schatting, maar zoo
veel te meer nog voor het kadaster. Het is dus zaak, daarmee
zoo zuinig mogelijk te doen. Dan zal men echter de tot dusver,
gevolgde wijze van behandeling, die steeds een dubbel, dikwijls
111