landmeter, zooals bedoeld bij Kon. Besluit van 28 Juli 1865 Stbl. N°. 87, later gewijzigd bij Kon. Besluit van 30 Juli 1882 St.bl. N 78- 2e. Door een aanstelling als landmeter van het Kadaster, te verkrijgen na een afgelegd examen, waaraan door de Administratie van het Kadaster steeds hoogere eischen, dan voor eerstgenoemd diploma gelden, werden gesteld. Gaf gedurende eenige jaren dit diploma, bij het kadasterexamen, recht op vrijstelling van eenige vakken, later werd bij K. B. van 4 April 1891 N°. 15 de toegang tot het kadaster voor deze gediplomeerden gesloten en tevens bepaald, dat alleen diegenen tot landmeter kunnen worden benoemd, die gedurende den vastgestelden tijd als adspirant-landmeter zijn werkzaam geweest. Aanvankelijk was de adspirant-landmeter, na zijn aanstelling als zoodanig, in zooverre het zijn theoretische studie betreft, geheel aan zichzelf overgelaten; later werd hem de gelegenheid geboden te Delft aan de Technische Hoogeschool de colleges in de geodesie te volgen. De practische opleiding moest de adspirant verkrijgen door samenwer king met een landmeter. Het spreekt wel van zelf, dat het resultaat, een functie zijnde van den aard der te verrichten werkzaamheden en van de geschiktheid van den landmeter voor werk en opleiding, met altijd even bevredigend genoemd kon worden. In de laatste jaren is de practische opleiding in hooge mate bevorderd, door de adspirant-landmeters te werk te stellen bij hermetingen, die aan een daartoe volkomen bevoegd ambtenaar waren opgedragen. Het programma van het Kadasterexamen is oud en verouderd. De achtereenvolgende examencommissies hebben echter gezorgd, door gebruik te maken van de vage omschrijving der examenvakken, dat bij de examens is rekening gehouden met de eischen des tijds. Waarom was echter een wijziging in de opleiding voor landmeter ge- wenscht, en waarom is de Landbouwhoogeschool de plaats voor studie van den aanstaanden landmeter Het begrip „landmeter" heeft in den loop der vorige eeuwen een alge- heele wijziging ondergaan. Nog in het begin der I9e eeuw was het landmeten een „kunst mis schien niet meer dan een handwerk. In den loop der jaren heeft het zich echter door verschillende factoren ontwikkeld tot een wetenschap. De mooie resultaten, schier overal bij primaire metingen verkregen, stellen aan den landmeter den eisch een inzicht te hebben in de daarbij voorkomende geodetische vraagstukken en het gebruik der instrumenten. Voorts is een grondige kennis noodig van de leer der waarnemingsfouten en hunne vereffening, omdat alleen daardoor de eenmaal bereikte nauw keurigheid bij secundaire en tertiaire metingen kan worden doorgevoerd. Deze te stellen voorwaarde houdt nauw verband met de toenemende waardevermeerdering van den grond.

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1920 | | pagina 11