147
de Ministers van Landbouw, Nijverheid en Handel en van Waterstaat.
Bij Korh Besl. van 20 Januari 1920, N°. 22 werd gevolg ge
geven aan de voorstellen dezer «Commissie van Advies» en werd
de taak omschreven, die de «Rijkscommissie voor de Ont
watering», den 19 Juni 1920 geïnstalleerd door den Minister
van Landbouw, Nijverheid en Handel, zal hebben te vervullen.
I11 de eerste plaats zal deze Rijkscommissie een directeur hebben
te zoeken voor het «Rijksbureau voor de Ontwatering» en
dit bureau behoorliik moeten outilleeren. De nieuwe directeur
zal dan kunnen voortwerken op de vele gegevens, welke reeds
zijn verzameld door den Rijkswaterstaat, den provincialen Water
staat der verschillende gewesten, door de Landbouwleeraren e.a.
en verder een nuttig gebruik kunnen maken van de resultaten van
het onderzoek, inmiddels in opdracht van den Minister van Land
bouw, Nijverheid en Handel ingesteld door den Oud-Inspecteur-
Generaal van den Rijkswaterstaat, den heer.Ramaer.
Een rapport van diens hand over de afwatering der provincie
Overijsel kan spoedig verschijnen.
Leden der Rijkscommissie voor de Ontwatering zijn:
Dr. P. van Hoek, Directeur-Generaal van den Landbouw, te
's-Hage, tevens Voorzitter;
C. A. Jolles, Oud-Inspecteur-Generaal van den Rijkswaterstaat,
te Arnhem, Onder-Voorzitter;
G. J. van den Broek, Ingenieur van den Rijkswaterstaat, te
Amsterdam
Mr. J. Draaijer, Referendaris aan het Departement van Water
staat, te 's Hage;
I. G. J. Kakebeeke, Inspecteur van den Landbouw, te's Hage;
A. de Kanter, Ingenieur, te Rotterdam;
A. van Linden van den Heuvell, Hoofdingenieur van den
provincialen Waterstaat, te Zwolle;
J. P. van Lonkhuijzen, Directeur der Nederlandsche Heide
maatschappij, te Arnhem;
Prof. M. F. Visser, Hoogleeraar aan de Landbouwhoogeschool,
te Wageningen.
In het belang van onzen land- en tuinbouw is het te hopen,
dat de arbeid der Commissie rijke vruchten moge dragen en zoo
spoedig mogelijk moge leiden tot het beoogde einddoel: de op
richting van het «Rijksbureau voor de Ontwatering».