In eene latere aflevering hopen wij uitvoeriger op deze aan gelegenheid terug te komen, voorloopig verwijzen wij hier naar onze verhandeling «Kwarts in mededinging met Invar», voorkomende in Jaarg. 1914, blz. 251, etc. van ons tijdschrift. Dat overigens geringe onzekerheden betreffende de waarden der uitzettingen nog eene belangrijke rol kunnen spelen, moge blijken uit de resultaten der basismeting bij Stroe. Volgens het onderzoek aan het «Bureau international des Poids et Mesures» te Sèvres had de gebruikte invar-meetstaaf gereduceerd op het tijdstip der basismeting eene lengte van 4 Meter 348,86 p, terwijl volgens het onderzoek te Delft voor hare lengte op dat tijdstip eene waarde werd afgeleid van 4 Meter 357.51 p, welk verschil in uitkomst ten bedrage van 8,65 p waarschijnlijk groo- tendeels zal moeten worden toegeschreven aan de verschillende voor de uitzettingscoëfficienten der bij de vergelijking gebezigde platina-iridium-meters in rekening gebrachte waarden.1). Volgens de Fransche waarde voor de lengte der meetstaaf zou de lengte der basis op terreinshoogte bedragen 4320,0601545 Meter; volgens de Nederlandsche waarde zou de lengte 4320,0508125 en dus 0,0093420 Meter korter zijn. Uit de voorloopige berekening van het Nederlandsche drie- hoeksnet met de lengte van de Bonner-basis volgt voor de log. van de lengte der basis te Stroe: log. basis V 3,6354877,3. Volgens de Fransche waarde voor de lengte der meetstaaf zou de logarithmus van de op zeehoogte gereduceerde lengte der basis bedragen: log. basis F 3,6354881,1 en volgens de Neder landsche waarde: log. basis N 3,6354871,8. De Fransche waarde geeft dus een uitkomst die 3,8.10 1 grooter en de Nederlandsche een die 5,5.10kleiner is dan de voor loopig met behulp van de Bonner-basis verkregen logarithmus voor de lengte van de Nederlandsche grondlijn. Met het oog op de bovenbedoelde onzekerheid betreffende de uitzettingscoëfficienten kunnen derhalve de voorloopig met behulp van de lengte der Bonner-basis vastgestelde waarden voor de lengten der zijden van het Nederlandsche Driehoeksnet worden gehandhaafd. T. POLÊE. i59 Zie nader hiervoor het hierachter opgenomen «Verslag van de Rijks-Com missie voor Graadmeting en Waterpassing aangaande hare werkzaamheden over het jaar 1918.»

Digitale Tijdschriftenarchief Stichting De Hollandse Cirkel en Geo Informatie Nederland

Tijdschrift voor Kadaster en Landmeetkunde (KenL) | 1920 | | pagina 159